Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 4 de Noviembre de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 4 de Noviembre de 2008
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector handel, kamer 2

Uitspraakdatum : 4 november 2008

Rekestnummer : 200.013.972/01

Insolventienr.Rechtbank : 08/46F

Beslissing

in de zaak van:

[de man],

voor deze zaak woonplaats kiezende te 's-Gravenhage,

appellant,

hierna te noemen: [de man],

advocaat: mr. W.S.T. Joha ('s-Gravenhage)

tegen

[de vrouw],

wonende te Monster, gemeente Westland,

geïntimeerde,

hierna te noemen: [de vrouw],

advocaat: mr. H. Dreesmann-Bruijntjes (Honselersdijk, gemeente Westland).

  1. Het verloop van het geding

    [de man] is bij verzoekschrift met bijlagen van 15 september 2008 - ingekomen ter griffie van het hof op 16 september 2008 - in hoger beroep gekomen van een beschikking van de Rechtbank 's-Gravenhage van 16 juni 2008. Het verzoekschrift behelst twee grieven. Die zijn door [de vrouw] bestreden bij verweerschrift met producties van 23 oktober 2008. Op 28 oktober 2008 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn: de advocaat van [de man]; [de vrouw] met haar advocaat en daarnaast mr. S.M. de Wit, curator in het faillissement van [de man], die met het oog op de mondelinge behandeling bij brief van 21 oktober 2008 verslag heeft gedaan van de toestand van de boedel. [de man] zelf is niet verschenen. De advocaten van partijen hebben de standpunten van partijen nader toegelicht, de advocaat van [de man] aan de hand van schriftelijke pleitaantekeningen.

    Na afloop is de uitspraak bepaald op heden.

  2. De beoordeling van het hoger beroep

    2.1 [de man] wenst in verzet te komen tegen het verstekvonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage van 23 januari 2008 waarbij hij in staat van faillissement is verklaard. Hij heeft daartoe bij brief van zijn advocaat van 9 mei 2008 op grond van artikel 16 van het Haags Betekeningsverdrag gevraagd om een nadere verzettermijn toe te staan omdat die van art. 8 lid 2 Fw reeds lang is verstreken. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen met als motivering dat ten tijde van de betekening van het faillissementsrekest adres en werkelijke verblijfplaats van [de man] onbekend waren en dat daarom het Haags Betekeningsverdrag ingevolge het bepaalde in artikel 1, tweede lid, toepassing mist.

    2.2 [de man] is het hier niet mee eens. De door hem aangevoerde grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Alvorens daartoe over te gaan volgen eerst enkele feiten:

    (i) [de man] en [de vrouw] zijn op 7 maart 2000 met elkaar gehuwd. Uit hun huwelijk is op 30 maart 2000 een dochter geboren. Op 12 september 2003 is de echtscheiding uitgesproken. [de man] moet zowel kinder- als partneralimentatie aan [de vrouw] betalen, doch is hiermee steeds in gebreke gebleven. De achterstand bedraagt volgens [de vrouw] inmiddels meer dan € 80.000,--.

    (ii) [de vrouw] heeft al eerder, te weten in de eerste helft van 2004, het faillissement van [de man] aangevraagd in verband met diens oplopende alimentatieschulden. Die aanvraag is toen afgewezen (beschikking op tegenspraak van 26 mei 2004).

    (iii) Het LBIO heeft in juni 2005 beslag laten leggen onder Medical Network en in september 2005 onder Stichting KVV. [de man], die arts is, zou daar werkzaam zijn, maar het dienstverband met Medical Network bleek beëindigd per 1 juli 2005 en dat bij Stichting KVV per september 2005.

    (iv) Per 17 augustus 2005 heeft [de man] zich laten uitschrijven bij de gemeente 's-Gravenhage. Het uittreksel GBA vermeldt dat hij per die datum naar Zwitserland is vertrokken. Verdere adresgegevens ontbreken.

    (v) Ook na 17 augustus...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT