Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 19 de Junio de 2013

Datum uitspraak19 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/2905 ZW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 1 mei 2012, 11/1366 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak 19 juni 2013.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.C.S. Grégoire hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2013. Appellant en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Veldman.

OVERWEGINGEN

  1. Bij besluit van 18 augustus 2010 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij vanaf 19 augustus 2010 geen recht (meer) heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het bezwaar hiertegen is bij besluit van 11 oktober 2010 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij uitspraak van 13 mei 2011 het beroep tegen het besluit van 11 oktober 2010 gegrond verklaard, het besluit vernietigd en het Uwv opdracht gegeven om met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat er een (zeer) onvolledig beeld was van de aard van de door appellant laatstelijk verrichte arbeid.

    1.2. Bij besluit van 25 juli 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Appellant is per 19 augustus 2010 onveranderd geschikt geacht voor zijn laatst verrichte arbeid.

  2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat er onvoldoende aanleiding is om het medisch en arbeidskundig onderzoek, dat ten grondslag heeft gelegen aan de hersteldverklaring van appellant, onvoldoende zorgvuldig of onjuist te achten. Zowel de verzekeringsarts als de bezwaarverzekeringsarts hebben appellant in staat geacht de maatgevende arbeid te verrichten op de hier in geding zijnde datum van 19 augustus 2010. De maatgevende arbeid is duidelijk omschreven door de bezwaararbeidsdeskundige. De rechtbank acht het van groot belang dat appellant zelf te kennen heeft gegeven dat de werkzaamheden juist waren beschreven door de bezwaararbeidsdeskundige. Appellant heeft een aanvulling gegeven en daarmee is rekening gehouden. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT