Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 19 de Junio de 2013

Datum uitspraak19 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/2538 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 maart 2012, 11/2018 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak 19 juni 2013.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. L.M. Seriese hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2013. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

1.1. Het Uwv heeft appellant met ingang van 11 november 2009 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) op basis van een gemiddeld arbeidsurenverlies van 40 per week.

1.2. Op 19 mei 2010 heeft appellant een gesprek gevoerd met zijn werkcoach [S.]. Omdat de werkcoach tijdens dat gesprek de indruk kreeg dat appellant werkzaam was als zelfstandige, hetgeen bij het Uwv niet bekend was, heeft het Uwv onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende WW-uitkering.

1.3. De resultaten van het onderzoek, neergelegd in een rapport van 20 oktober 2010, hebben ertoe geleid dat het Uwv bij besluit van 15 november 2010 de WW-uitkering van appellant met ingang van 4 januari 2010 voor 32 uur per week heeft herzien wegens door appellant verrichte werkzaamheden als zelfstandige. De over de periode van 4 januari 2010 tot en met

9 mei 2010 volgens het Uwv onverschuldigd betaalde WW-uitkering tot een bedrag van € 5.385,24 is van appellant teruggevorderd. Bij besluit van 23 november 2010 heeft het Uwv appellant een boete opgelegd van € 540,- wegens overtreding van de inlichtingenverplichting. Bij besluit van 29 december 2010 heeft het Uwv geweigerd appellant een vergoeding toe te kennen in verband met het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag om herleving van de volledige WW-uitkering. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 15 november 2010, 23 november 2010 en 29 december 2010.

1.4. Bij besluit van 25 maart 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen de besluiten genoemd in 1.3 ongegrond verklaard.

  1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank is ten aanzien van de aard en de omvang van de door appellant verrichte werkzaamheden uitgegaan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT