Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 18 de Junio de 2013

Datum uitspraak18 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/3406 WWB, 11/3407 WWB

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2011, 10/5876 en 10/5919 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

Datum uitspraak 18 juni 2013.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E. Tahitu, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 mei 2013, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

  1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Appellant en zijn partner ontvangen vanaf 8 september 2009 bijstand naar de norm voor gehuwden op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).

    1.2. Bij besluit van 3 september 2010 heeft het college met toepassing van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB de bijstand van appellant en zijn partner over de periode van 1 november 2009 tot en met 30 april 2010 herzien op de grond dat is gebleken dat appellant in die periode naast zijn bijstandsuitkering een stagevergoeding heeft ontvangen die ten onrechte niet is gekort op de bijstand. Voorts heeft het college met toepassing van artikel 58, eerste lid, onder a, van de WWB over die periode de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 5.133,08 van appellant en zijn partner teruggevorderd.

    1.3. Bij afzonderlijk besluit van 3 september 2010 heeft het college aan appellant meegedeeld dat in verband met de ontstane vordering maandelijks een bedrag van € 92,08 op de bijstand wordt ingehouden. Verder is daarbij meegedeeld dat de vakantietoeslag in de maand juni wordt verrekend met de vordering.

    1.4. Bij afzonderlijke besluiten van 12 november 2010 (bestreden besluiten) zijn de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 3 september 2010 ongegrond verklaard.

  2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.

  3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college hem niet heeft uitgelegd dat de stagevergoeding in de plaats van de uitkering zou komen en evenmin heeft aangegeven hoe hoog de stagevergoeding zou zijn. Nu ook de stageplek door het college zelf was geregeld, mocht appellant er van uitgaan dat het goed was. Nu het besluit inzake de herziening en terugvordering nog niet onherroepelijk is, mag het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT