Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 18 de Junio de 2013

Datum uitspraak18 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/5807 WWB

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van

25 september 2012, 12/1693 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Dirksland (college)

Datum uitspraak 18 juni 2013.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is ter zitting van 7 mei 2013 aan de orde gesteld. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

  1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Bij besluit van 12 oktober 2011 heeft het college de bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand van appellante beëindigd (lees: ingetrokken) met ingang van 1 september 2011.

    1.2. Op 22 november 2011 heeft mr. R. Wiche, werkzaam bij de Landelijke Belangen Vereniging (LBV), daartegen een bezwaarschrift ingediend.

    1.3. Bij brief van 26 januari 2012 heeft het college mr. Wiche uitgenodigd voor een hoorzitting op 13 februari 2012 en aan hem meegedeeld dat het bezwaarschrift niet is voorzien van een door appellante ondertekende machtiging. Het college heeft mr. Wiche tot en met de datum van de hoorzitting in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen. Het college heeft er op gewezen dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk zal worden verklaard als de machtiging niet op de genoemde datum is ontvangen. Een afschrift van deze brief is aan appellante gezonden.

    1.4. Bij besluit van 26 maart 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 12 oktober 2011 met toepassing van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante de LBV niet heeft gemachtigd om namens haar op te treden en dat appellante, of de LBV, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, dit verzuim niet binnen de bij de brief van 26 januari 2012 gestelde termijn heeft hersteld.

  2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

  3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij nog steeds niet weet waarom haar bijstandsuitkering is beëindigd en dat zij niet wist dat haar advocaat geen machtiging had overgelegd.

  4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

    4.1. Op grond van artikel 2:1, eerste lid, van de Awb kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT