Voorlopige voorziening van Rechtbank Noord-Holland, Voorzieningenrechter, 14 de Mayo de 2013
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 14 de Mayo de 2013 |
Uitgevende instantie: | Voorzieningenrechter |
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/2063
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 14 mei 2013
in de zaak van:
[naam verzoeker]
naar eigen zeggen wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. W.G. Fischer
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Bij besluit van 28 maart 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen, omdat verzoeker tijdens het intakegesprek niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf heeft op het door hem opgegeven adres.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter voorts gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2013. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, R.C. de Vos.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter heeft:
- het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Gronden van de beslissing
-
Op grond van artikel 40, eerste lid, van de Wwb bestaat het recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft. Verzoeker heeft bij verweerder een Wwb-aanvraag ingediend. Gelet hierop ligt het op zijn weg om aannemelijk te maken dat hij zijn woonplaats heeft in de gemeente Haarlem. Dit kan hij aannemelijk maken op grond van zijn feitelijke woon- en leefomstandigheden.
-
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij zijn woonplaats heeft in de gemeente Haarlem. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat verzoeker veelvuldig verblijft bij zijn broer in [plaats], dan wel bij zijn moeder in [plaats 2]. Voorts is uit de stukken naar voren gekomen dat verzoeker voornamelijk pint in [plaats]. De woning waar verzoeker in Haarlem in zegt te wonen, is in feite - zo is namens verzoeker verklaard -voor hem ongeschikt, omdat hij een trap op moet om zijn woning binnen te komen. Bovendien is tot op heden onduidelijk gebleven waar...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT