Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 19 de Junio de 2013
Datum uitspraak | 19 de Junio de 2013 |
Uitgevende instantie: | Centrale Raad van Beroep |
12/1724 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ?s-Gravenhage van
22 februari 2012, 11/5703 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 19 juni 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. U. Santi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. R. Lessy, kantoorgenoot van mr. Santi. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.F. Bär.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 14 januari 2010 heeft het Uwv de uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) van appellant met ingang van 31 oktober 2005 herzien en over de periode van 31 oktober 2005 tot en met 26 november 2006 een bedrag van € 6.065,94 aan volgens het Uwv onverschuldigd betaalde WW-uitkering van appellant teruggevorderd. Bij besluit van 8 februari 2010 heeft het Uwv appellant een boete opgelegd van € 610,-. Appellant heeft uitsluitend bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 januari 2010.
1.2. Tijdens de procedure in bezwaar heeft de zogenoemde toetsingscommissie ZZP op verzoek van appellant zijn zaak herbeoordeeld aan de hand van de Handleiding herbeoordeling ZZP-dossiers (Handleiding). Vervolgens heeft de zogenoemde Bezwaaradviescommissie ZZP (BAC) het Uwv geadviseerd. Bij besluit van 31 mei 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant gegrond verklaard en, overeenkomstig het advies van de BAC, besloten dat over de periode van 31 oktober 2005 tot en met 26 november 2006 een bedrag van € 5.595,29 aan onverschuldigd betaalde
WW-uitkering van appellant wordt teruggevorderd. Tevens is de boete verlaagd naar € 560,-.
-
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
-
Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt gehandhaafd dat hij een juiste opgave heeft gedaan van de door hem als zelfstandige gewerkte uren en dat hij door het Uwv niet goed is geïnformeerd over het feit dat de door hem in zijn autoreparatiebedrijf gewerkte uren blijvend zouden worden gekort op zijn WW-uitkering. Appellant heeft tevens aangevoerd dat het Uwv de omvang van zijn werkzaamheden als zelfstandige verkeerd heeft geschat omdat hij niet werkte met een uurloon maar met indicatieprijzen per onderdeel van een auto. Appellant blijft ook bij zijn standpunt dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld en dat daarom ten onrechte een boete is opgelegd.
-
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In dit geding zijn de volgende bepalingen uit de WW, zoals deze golden ten tijde in geding, van belang:
Artikel 8
-
Een persoon...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT