Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 12 de Noviembre de 2008

Datum uitspraak12 de Noviembre de 2008
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

08/994 WIA

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 13 december 2007, 07/277 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 12 november 2008

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. J.J. Brosius, advocaat te Goes, hoger beroep ingesteld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2008. Namens appellant is mr. Brosius verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Grinsven.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Bij besluit van 13 december 2006 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat hij met ingang van 30 mei 2006 geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).

    2. Bij bezwaarschrift, gedateerd 6 februari 2007 en door het Uwv ontvangen op 8 februari 2007, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 december 2006.

    3. Bij brief van 21 februari 2007 heeft het Uwv appellant bericht dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en hem verzocht binnen 4 weken na dagtekening van deze brief schriftelijk de reden van de te late indiening te laten weten. De gemachtigde van appellant heeft daarop geantwoord dat de verzekeringsarts appellant heeft meegedeeld dat de rapportage van zijn behandelaar, de klinisch psycholoog C.M. Maas, zou worden afgewacht. In de rapportage van de verzekeringsarts staat ook nadrukkelijk vermeld dat de uiteindelijke beperkingen worden opgesteld na ontvangst van de opgevraagde aanvullende informatie. Die rapportage was derhalve voorlopig. Op 5 januari 2007 zond de psycholoog zijn rapport aan de verzekeringsarts. Gelet op hetgeen de psycholoog verwoordt in zijn rapport, in samenhang met de mededeling van de verzekeringsarts aan appellant en de nadrukkelijke vermelding van het voorlopig karakter van de rapportage van de verzekeringsarts van 6 oktober 2006, kan appellant geen verwijt worden gemaakt van het eerst op 6 februari 2007 verzenden van het bezwaarschrift, aldus de gemachtigde. Hij verzoekt het bezwaar ontvankelijk en gegrond te verklaren.

    4. Bij besluit op bezwaar van 26 maart 2007 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 december 2006 niet-ontvankelijk verklaard. In hetgeen appellant en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT