Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 18 de Noviembre de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Noviembre de 2008
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

Parketnummer: 20-003809-04 OWV

Uitspraak : 18 november 2008

TEGENSPRAAK

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 juli 2004 in de strafzaak met parketnummer 01-075138-03 tegen:

de besloten vennootschap

[verdachte],

gevestigd te [vestigingsplaats], [adres].

Hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de veroordeelde naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beroepen vonnis zal worden vernietigd en dat opnieuw rechtdoende het te schatten bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op een bedrag van EUR 46.219,- en dat de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van datzelfde bedrag.

Vonnis waarvan beroep

De beroepen beslissing zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.

Door het hof gebruikte bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest.

Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.

Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Veroordeelde is bij arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 februari 2008 onder parketnummer 20-003163-04. Ten laste van veroordeelde is - voor zover hier van belang - bewezenverklaard dat:

1.

zij in de periode november 2001, te Odiliapeel, gemeente Uden, op een perceel nabij de [adres], opzettelijk, tezamen en in vereniging met een ander, zich van afvalstoffen, te weten zeefzand en (gestoomde) aardappelen en aardappelschillen, heeft ontdaan door deze buiten een inrichting op de bodem brengen.

2.

zij op 13 juni 2002 te Odiliapeel, gemeente Uden, opzettelijk, tezamen en in vereniging met een ander, zich van afvalstoffen, te weten zeefzand en aardappelen en aardappelloof, heeft ontdaan door deze buiten een inrichting op de bodem brengen.

Beide feiten zijn gekwalificeerd als overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.

Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja, in hoeverre, veroordeelde wederrechtelijk voordeel - waaronder begrepen besparing van kosten - heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde.

Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten en soortgelijke feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten en dat dit voordeel moet worden geschat op EUR 13.260,42.

Het hof heeft hierbij de volgende berekeningswijze gehanteerd.

Opbrengst ritten [naam agrariër 1]

De tekst van de tenlastelegging onder 2 op grond waarvan veroordeelde in de bijbehorende

strafzaak ter zake van - kort gezegd - het vervoer van tarragrond naar het perceel van

[naam agrariër 1] is veroordeeld, luidt:

"zij op of omstreeks 13 juni 2002, in elk geval in of omstreeks de periode mei 2002 en/of juni 2002, te Odiliapeel, gemeente Uden, al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, zich van afvalstoffen, te weten zeefzand en/of aardappelen en/of aardappelloof, heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting op of in de bodem brengen"

In het arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 5 februari 2008 is ten laste van

veroordeelde bewezenverklaard "op 13 juni 2002", derhalve de primair tenlastegelegde pleegdatum. Dat impliceert dat het hof in de strafzaak niet meer aan een oordeel over de subsidiair tenlastegelegde pleegperiode is toegekomen.

Uit de tenlastelegging en de overwegingen uit het arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch

d.d. 5 februari 2008 in de strafzaak, in onderlinge samenhang bezien, maakt het hof op dat

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT