Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 18 de Noviembre de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Noviembre de 2008
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

zaaknr. HD 103.004.947/01

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,

sector civiel recht,

zevende kamer, van 18 november 2008,

gewezen in de zaak van:

[X.],

wonende te [woonplaats],

appellant in principaal appel bij exploot van dagvaarding van 18 april 2007,

geïntimeerde in het incidenteel appel,

verder te noemen: [X.],

behandeld advocaat: mr. E.R.Th.A. Luijten te Heerlen,

vertegenwoordigend advocaat: mr. F.C.J.J. Jessen,

tegen:

[Y.],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde in het principaal appel bij gemeld exploot,

appellant in het incidenteel appel,

verder te noemen: [Y.],

behandeld advocaat: mr. A.J.L.J. Pfeil te Maastricht,

vertegenwoordigend advocaat: mr. J.E. Benner,

op het hoger beroep van het door de recht¬bank Maastricht onder zaaknummer 109791/HA ZA 06-359 gewezen vonnis van 7 februari 2007 tussen [Y.] als eiser en [X.] als gedaagde.

  1. Het verloop van het geding in eerste aanleg

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

  2. Het verloop van het geding in hoger beroep

    2.1. Bij memorie van grieven heeft [X.] 8 grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen van [Y.].

    2.2. Bij memorie van antwoord heeft [Y.] de grieven bestreden. Voorts heeft hij incidenteel appel ingesteld en daartoe 2 grieven voorgedragen. Hij concludeert tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep en tot (alsnog) toewijzing van de gevorderde wettelijke rente en de proceskosten.

    2.3. [X.] heeft een memorie van antwoord in het incidenteel appel genomen.

    2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

  3. De gronden van het hoger beroep

    Voor de inhoud van de grieven en de toelichting daarop verwijst het hof naar de betreffende memories.

  4. De beoordeling

    4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

    4.1.1. Op 9 augustus 2004 is mevrouw [Z.] overleden. Partijen, broers, zijn haar kinderen en enige erfgenamen. Vader was al in 1981 overleden.

    4.1.2. Tussen moeder, [X.] en [Y.] is in december 1990 onder leiding van een notaris een overeenkomst gesloten en schriftelijk vastgelegd. De titel van deze overeenkomst luidt: dadingsovereenkomst. Volgens de preambule strekt de overeenkomst ertoe om afspraken met betrekking tot door moeder aan haar zoons ter beschikking gestelde gelden vast te leggen, mede om rechtsgedingen in de toekomst te vermijden.

    4.1.3. Vast gesteld wordt welke bedragen aan [X.] en welke aan [Y.] ter beschikking zijn gesteld.

    Lid 3 van de dading luidt:

    Tussen partij 2 [hof: [Y.]] en partij 3 [hof: [X.]] is nader overeengekomen, dat, nadat de vorenstaande schulden na overlijden van partij 1 [hof: moeder] in haar nalatenschap zijn verrekend de door partij 3 verschuldigde (eventueel) nog niet betaalde of verrekende rente door partij 2 niet meer zal worden gevorderd, alsmede dat over het na die verrekening door partij 3 nog verschuldigde geen rente meer zal worden berekend.

    4.1.4. Door notaris mr. M.P.P.F. Groutars, belast met de afwikkeling van de nalatenschap van moeder, is een afrekening opgesteld. Daaruit blijkt dat [Y.] van [X.] tegoed heeft een bedrag van € 99.353,-. [Y.] vordert in deze procedure dit bedrag. De opstelling door de notaris wordt door [X.] niet betwist. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen.

    4.1.5. In de successie-aangifte, die door zowel [X.] als [Y.] is ondertekend, staan de vorderingen van moeder op de kinderen niet opgenomen.

    4.1.6. De rechtbank heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT