Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 22 de Enero de 2009

Datum uitspraak22 de Enero de 2009
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

06/5520 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2006, 06/1398 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)

Datum uitspraak: 22 januari 2009

  1. PROCESVERLOOP

    Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

    [naam onderwijsgroep] te [vestigingsplaats], rechtsopvolger van de werkgever van appellant, heeft meegedeeld als partij aan het geding te willen deelnemen.

    Appellant en het Uwv hebben hun standpunten nader toegelicht.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2008. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.G.E. Hout Beckers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Appellant, zoals tevoren bericht, en de [naam onderwijsgroep] zijn niet ter zitting verschenen.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad bij zijn oordeelsvorming uit van de volgende feiten en omstandigheden.

      1.1. Appellant, als docent werkzaam bij de rechtsvoorganger van de [naam onderwijsgroep], heeft op 28 augustus 1997 vanwege arbeidsongeschiktheid zijn werkzaamheden gestaakt. Aan hem is per 27 augustus 1998 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Appellant is per 1 april 2000 eervol ontslagen uit zijn functie van docent wegens arbeidsongeschiktheid. In aanvulling op de WAO-uitkering is aan hem vanwege zijn ontslag namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een suppletie toegekend op grond van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BZA).

      1.2. Per 28 februari 2005 bestond geen recht meer op de suppletie wegens het bereiken van de maximale uitkeringsduur. Met ingang van die datum is hem in aanvulling op de WAO-uitkering een invaliditeitspensioen toegekend. Voorts heeft appellant aan het Uwv gevraagd hem met ingang van dezelfde datum een uitkering ingevolge de Werkloosheids-wet (WW) te verstrekken. Bij besluit van 5 september 2005, zoals na bezwaar gehand-haafd bij besluit van 21 februari 2006 (hierna: bestreden besluit), is bepaald dat appellant geen recht heeft op een WW-uitkering. Daartoe is overwogen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT