Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 12 de Julio de 2001

Datum uitspraak12 de Julio de 2001
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

99/2227 AW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellant], appellant,

en

de Staatssecretaris van Defensie, gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Appellant heeft op de daartoe bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 8 april 1999, nr. 98/168, waarnaar hierbij wordt verwezen.

    Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.

    Appellant heeft nog een nadere reactie gegeven.

    Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 31 mei 2001. Partijen zijn niet verschenen, zoals tevoren was gemeld.

  2. MOTIVERING

    1.1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.

    1.2. Appellant is van 1957 tot 1993 bij gedaagde in dienst geweest. In de periode van 1968 tot 1972 is appellant werkzaam geweest bij 575 TD Centrale Werkplaats te Utrecht. Zijn werkzaamheden op de afdeling Assembly revisie bestonden uit het slijpen van remvoeringen, welke asbest bevatten. Nadien is appellant te werk gesteld als geschutshersteller op de Tankwerkplaats. In die werkzaamheden is hij in aanraking gekomen met hydraulische olie.

    1.4. Bij brief van 10 december 1996, aangevuld bij brieven van 10 januari 1997 en 30 april 1997 heeft appellant bij gedaagde een verzoek ingediend om vergoeding van schade die hij lijdt in verband met de blootstelling aan asbesthoudende stoffen en giftige dampen van de hydraulische olie. Appellant heeft daarbij vermeld dat hij sedert zes jaren last heeft van longklachten en klachten van het reuk- en smaakorgaan en de voorhoofdsholte.

    1.5. Bij het bestreden besluit van 22 oktober 1997 heeft gedaagde na bezwaar geweigerd om appellant een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft het door appellant tegen dat besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.

    2.1. Met betrekking tot de door appellant in hoger beroep aangevoerde grieven overweegt de Raad als volgt.

    2.2. Blijkens de stukken heeft appellant bij brief van 14 oktober 1994, aangevuld bij brief van 11 november 1994 een vergelijkbaar verzoek om schadevergoeding als het onderhavige bij gedaagde ingediend. Bij besluit van 21 juni 1995 heeft gedaagde (onder meer) de afwijzing van dat verzoek na bezwaar gehandhaafd. Appellant heeft tegen de handhaving van die afwijzing geen rechtsmiddel aangewend. Daarvan uitgaande lag het op de weg van appellant om aannemelijk te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT