Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 6 de Marzo de 2009
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 6 de Marzo de 2009 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank 's-Gravenhage |
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/2205
Uitspraakdatum: 6 maart 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 13 februari 2008 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres voor het jaar 2004 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.082 (aanslagnummer [nummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2009. Namens eiseres is daar verschenen [A] en namens verweerder is verschenen [B].
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
2.1.1. Het geschil betreft de vraag of verweerder terecht een bedrag van € 31.202 als aangewezen periodieke uitkering in de zin van artikel 3:101 van de Wet inkombelasting 2001 (hierna: de Wet) tot het belastbare inkomen uit werk en woning heeft gerekend.
2.1.2. Meer in het bijzonder is in geschil of de maandelijkse betalingen van € 3.300 door de ex-echtgenoot (hierna: de bijdragen) vrijwillig zijn gedaan (zoals eiseres stelt) of dat zij berusten op een uit het familierecht voortvloeiende verplichting (zoals verweerder stelt), en voorts of de bijdragen een voorschot vormen op hetgeen eiseres op grond van de huwelijkse voorwaarden ter zake van de echtscheiding nog van de ex-echtgenoot zal verkrijgen (zoals eiseres stelt) of dat sprake is van een periodieke uitkering (zoals verweerder stelt).
2.2. In artikel 3:101, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet zijn als aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen aangemerkt de periodieke uitkeringen en verstrekkingen die worden ontvangen op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting, tenzij de uitkeringen of verstrekkingen worden ontvangen van bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn.
2.3.1. Vaststaat dat eiseres en de ex-echtgenoot tussen medio december 2001 en 7 oktober 2004 - de datum waarop het huwelijk is ontbonden - duurzaam gescheiden leefden en dat eiseres in die periode niet zelf in haar levensonderhoud kon voorzien.
2.3.2. Zowel in de brief van de advocaat van eiseres van 26 april 2002 (bijlage 2 bij het beroepschrift) als in het vonnis in kort...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT