Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 16 de Abril de 2009

Datum uitspraak16 de Abril de 2009
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/2964 AKW + 08/1877 AKW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 april 2007, 06/4863 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).

Datum uitspraak: 16 april 2009

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellante heeft mr. M.M. van Daalhuizen, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.

    De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2007. Appellante is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.

    De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde de Svb de gelegenheid te geven een nieuw besluit te nemen.

    De Svb heeft bij brief van 13 maart 2008 een nieuwe beslissing op bezwaar van die datum in het geding gebracht.

    Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 3 juli 2008. Namens appellante is daarbij verschenen mr. Van Daalhuizen, voornoemd. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

    De Raad heeft vervolgens het onderzoek in deze procedure heropend.

    Bij brief van 21 oktober 2008 heeft de Svb een nadere toelichting gegeven.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2009. Namens appellante is daarbij verschenen mr. Van Daalhuizen, voornoemd. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. De echtgenoot van appellante, [naam echtgenoot] (hierna: [echtgenoot]), geboren in 1957 en in het bezit van de Marokkaanse nationaliteit, is voor 1992 langere tijd in Nederland werkzaam geweest. Hij heeft zich arbeidsongeschikt gemeld en is in juni 1992 na beëindiging van zijn uitkering ingevolge de Ziektewet naar Marokko teruggekeerd. Vervolgens heeft hij verzocht om aansluitend aan zijn ziekengeld in aanmerking gebracht te worden voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Deze uitkering is aanvankelijk geweigerd.

    1.2. Appellante heeft vanaf 1993 diverse verzoeken bij de Svb ingediend om voor haar kinderen in aanmerking te komen voor kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Svb heeft op die verzoeken afwijzend beslist, omdat appellante noch haar echtgenoot toen verzekerd was krachtens de AKW. In het kader van deze aanvragen heeft appellante in 1993 melding gemaakt van het feit dat [echtgenoot] in afwachting was van een besluit inzake zijn recht op een WAO-uitkering.

    1.3. In februari 2005 heeft appellante aan de Svb verzocht om toekenning van kinderbijslag, omdat inmiddels per 13 januari 1993 een WAO-uitkering aan [echtgenoot] was toegekend en hij dus vanaf het vierde kwartaal 1992 weer verzekerd was krachtens de AKW. Bij besluit van 5 september 2005 heeft de Svb geweigerd kinderbijslag toe te kennen. Daarbij heeft de Svb de aanspraak van [echtgenoot] op kinderbijslag beoordeeld met ingang van het eerste kwartaal van 2004 en vastgesteld dat [echtgenoot] toen niet meer verplicht verzekerd was op grond van de volksverzekeringen.

    1.4. Op 17 januari 2006 heeft de Svb een brief ontvangen van appellante met daarin een reactie op het besluit van 5 september 2005. Deze brief heeft de Svb aangemerkt als een nieuw verzoek dan wel een verzoek om herziening van het besluit van 5 september...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT