Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 2 de Abril de 2009

Datum uitspraak 2 de Abril de 2009
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/2629 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2007, 06/2000 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: college)

Datum uitspraak: 2 april 2009

  1. PROCESVERLOOP

    Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

    Het college heeft een verweerschrift ingediend.

    Appellant heeft op verzoek van de Raad inlichtingen verschaft en nadere stukken ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Th. A. Velo, advocaat te Utrecht. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.R.W. Schaink, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door mr. S. de Vries, werkzaam bij de Universiteit van Amsterdam.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

      1.1. Aan appellant is met ingang van 1 juli 1997 ontslag verleend op grond van verstoorde arbeidsverhoudingen. Bij uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2000 is - kort samengevat - overwogen dat het college bevoegd was appellant op die grond ontslag te verlenen, maar dat het college bovenop de uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel een vergoeding had moeten toekennen.

      In het kader van de daarna tussen partijen gevoerde onderhandelingen heeft appellant het college bij brief van 4 augustus 2003 aansprakelijk gesteld voor de - volgens hem - door het werk en de werkomstandigheden veroorzaakte arbeidsongeschiktheid. Hij heeft het college tevens een voorstel tot schikking gedaan met vermelding van de gewenste bedragen voor zes aangegeven posten. Van de zijde van het college is dit schikkingsvoorstel bij brief van 20 augustus 2003 afgewezen, omdat een reële basis voor verdere onderhandelingen ontbrak.

      1.2. Het college heeft bij besluit van 4 november 2003 opnieuw beslist op het bezwaar van appellant en daarbij het ontslagbesluit van 7 april 1997 aangevuld en appellant naast een vergoeding van € 322,- voor proceskosten in de bezwaarprocedure een vergoeding van € 20.250,- netto wegens door het ontslag gederfde c.q. nog te derven inkomsten toegekend (hierna: besluit 1).

      1.3. Appellant heeft tegen besluit 1 bezwaar gemaakt, omdat appellant in besluit 1 in samenhang met de brief van 20 augustus 2003 de afwijzing gelegen zag van de volgens hem bij brief van 4 augustus 2003 gevraagde voorzieningen.

      Het college heeft zich op 16 december 2004 bereid verklaard het besluit van 4 november 2003 tevens te zien als een primair besluit ten aanzien van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT