Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 4 de Marzo de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 4 de Marzo de 2009
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 04 maart 2009

Zaaknummer : 105.012.193/01

Rekestnr. rechtbank : FA RK 05/2462

[appellante],

wonende te Poeldijk, gemeente Westland,

verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. A.M. van de Lest-van Berkel,

tegen

[verweerder],

wonende te Maasland, gemeente Midden-Delfland,

verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. A.C.M. Verhoeven.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 13 november 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 19 december 2006 en 14 augustus 2007 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.

De man heeft op 28 december 2007 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel ingediend.

De vrouw heeft op 22 januari 2008 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.

Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 20 november 2007, 27 november 2007 en 25 november 2008 aanvullende stukken ingekomen.

Van de zijde van de man zijn bij het hof op 27 november 2008 aanvullende stukken ingekomen.

Op 5 december 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.

HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikkingen. In de bestreden beschikking van 14 augustus 2007 is, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de man aan de vrouw ter zake van verrekening dient te voldoen:

- € 9.075,60 in het kader van de verrekening van tijdens het huwelijk gedane aflossingen op de hypothecaire geldlening;

- een bedrag ter hoogte van de helft van het door Nationale Nederlanden ingevolge polis 1019726 uit te keren bedrag inclusief de winstdeling – welk bedrag door de man is becijferd op € 9.277,53 – in het kader van de verrekening van de waarde van deze polis;

- € 4.505,- in het kader van de verrekening van de waarde van de voertuigen.

Voorts is een onderzoek door een deskundige bevolen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

De echtscheidingsbeschikking is op 6 januari 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE HOGER BEROEP

Algemeen

  1. In geschil zijn de verrekening van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, de pensioenverevening en de benoeming van een deskundige door de rechtbank.

  2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikkingen te vernietigen voor wat betreft de onder punt 2 in de bestreden beschikking van 14 augustus 2007 genomen beslissing en, voor zover nodig uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de man aan de vrouw ter zake van de verrekening nog minimaal € 446.092,-, exclusief de verrekening uit hoofde van de ondernemingswinsten en aandelen, pensioenverevening en verrekening beleggingsportefeuille, dient te voldoen, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag.

  3. De man bestrijdt haar beroep en verzoekt incidenteel de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de benoeming van een deskundige. De vrouw verzet zich daartegen.

  4. Gelet op het feit dat het hoger beroep slechts een deel betreft van de geschillen tussen partijen en dat terugverwijzing – zo daar toe aanleiding is – vertragend zal werken en aan doelmatigheid afbreuk doet, zal het hof met (analogische) toepassing van artikel 356 Rv de zaak aan zich houden om op de hoofdzaak te beslissen.

    De huwelijkse voorwaarden en de uitvoering van het verrekenbeding

  5. Inleiding. Met de grieven I en Ia richt de vrouw zich tegen de bestreden beschikkingen voor zover daarin wordt beslist op het verzoek tot verrekening op grond van de tussen partijen gesloten huwelijkse voorwaarden.

  6. Artikel 1 van de akte van huwelijkse voorwaarden luidt:

    Er zal tussen de echtgenoten geen gemeenschap van goederen, hoe ook genaamd bestaan, zijnde met name ook uitgesloten de gemeenschap van winst en verlies en van vruchten en inkomsten.

    Bijgevolg behoudt ieder der echtgenoten wat hij ten huwelijk aanbrengt en staande huwelijk door erfenis, making, schenking, geluk , toeval of op welke andere wijze ook verkrijgt en al hetgeen door wederbelegging daarvoor in de plaats komt, hetzij roerend of onroerend.

    Alhoewel de akte van huwelijkse voorwaarden in 1980 gepasseerd is, vindt het laatste gedeelte van de eerste zin kennelijk zijn grond in het per 1 januari 1970 afgeschafte artikel 199 Burgerlijk Wetboek (oud), zodat het, gelet op het ten tijde van het verlijden van de akte niet meer vigerende artikel, bij de uitleg van de huwelijkse voorwaarden geen rol meer speelt, nu met het opnemen van dat onderdeel slechts werd bereikt dat tussen partijen geen goederenrechtelijke gemeenschap van goederen ontstond. Voorts zijn partijen in artikel 4 van de huwelijkse voorwaarden overeengekomen om hetgeen ‘van de jaarlijkse inkomsten der echtgenoten zal resteren nadat daaruit de in artikel 2 bedoelde kosten alsmede alle overige lasten en belastingen zijn voldaan’ tussen de echtgenoten gelijkelijk te verdelen. Een dergelijk beding houdt in een verplichting tot verrekening van inkomen. Op grond van het per 1 september 2002 met onmiddellijke werking van kracht zijnde artikel 1:132 lid 1 BW worden de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen partijen mede geregeerd door titel 8 afdeling 2 van Boek 1, voor zover daarvan bij de huwelijkse voorwaarden niet is afgeweken. Gelet op de in artikel 5 van de huwelijkse voorwaarden voorgeschreven wijze van verrekening gaat het hof er van uit dat het hier om een periodieke, te weten jaarlijkse verrekening gaat. Vaststaat tussen partijen dat deze jaarlijkse verrekening nimmer heeft plaatsgevonden. In dat geval wordt – bij gebreke van een afwijkende overeenkomst – de verrekening beheerst door artikel 1:141 BW. Voorts dient op grond van het bepaalde in artikel 1:136 lid 2 BW een goed waarover de echtgenoten een geschil hebben omtrent de vraag of...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT