Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Rotterdam, 27 de Abril de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak27 de Abril de 2009
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector Bestuursrecht

Meervoudige kamer

Reg.nr.: AWB 08/2481 BC-T2

Uitspraak in het geding tussen

Philippine National Bank, te Pasay City (Filipijnen), eiseres,

gemachtigde mr. P. Geraedts, advocaat te Den Haag,

en

De Nederlandsche Bank N.V., verweerster (hierna: DNB),

gemachtigde mr. S.M.C. Nuyten, advocaat te Amsterdam.

1 Ontstaan en loop van de procedure

Bij besluit van 7 mei 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft DNB het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 20 november 2007 (lees: 9 februari 2007) houdende oplegging van een bestuurlijke boete van € 87.125,- aan eiseres wegens overtreding van artikel 82, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (hierna: Wtk 1992), ongegrond verklaard.

Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2009. DNB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voorts is verschenen mr. F. Lijffijt, werkzaam bij DNB. Eiseres is niet verschenen ter zitting, doch haar gemachtigde heeft vlak voor aanvang van de zitting laten weten vast te zitten in het verkeer en heeft verzocht om verplaatsing van de zitting naar een ander tijdstip. De rechtbank heeft vervolgens de aanvang van de zitting een half uur uitgesteld. De gemachtigde heeft vervolgens niet opnieuw contact opgenomen. Voor een verdaging van de zitting naar aan andere datum heeft de rechtbank – gelet op haar overwegingen hierna – geen aanleiding gezien. De rechtbank heeft derhalve het onderzoek ter zitting gesloten.

2 Overwegingen

Met betrekking tot de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank het volgende redengevend geacht.

De rechtbank stelt voorop dat het tot de risicosfeer van (de gemachtigde van) eiseres behoort om een al dan niet verantwoorde inschatting te maken van de benodigde reistijd. Verder heeft DNB belang bij het door laten gaan van de zitting nu de gemachtigde van DNB wel ter zitting is verschenen en heeft de rechtbank om proceseconomische redenen evenzeer belang bij het niet verder aanhouden van de zaak. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat eiseres zich niet op een nadere zitting alsnog kan laten vertegenwoordigen, niet reeds met zich brengt dat zij geen eerlijk proces krijgt. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 23 november 2006 (appl. no. 73053/01) in de zaak Jussila overweegt de rechtbank in dit verband dat het belang van eiseres om zich te laten vertegenwoordigen op een zitting minder pregnant is nu de feiten niet zijn betwist en de rechtbank zich over duidelijk afgebakende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT