Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Zutphen, 28 de Abril de 2009
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 28 de Abril de 2009 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank Zutphen |
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Familie
Zaaknummer: 98020 FARK 08-2076
beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 28 april 2009
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te Elburg,
verzoekster, verder te noemen de vrouw,
advocaat: mr. C.H. Tjabringa te Hattem,
t e g e n
[verweerder],
wonende te Harderwijk,
verweerder, verder te noemen de man,
advocaat: mr. M.L.J. Wekking te Apeldoorn.
Het procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 3 november 2008;
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 23 december 2008;
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 13 januari 2009;
- de brief met bijlagen van mr. Tjabringa van 12 februari 2009;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 24 februari 2009.
De feiten
De vrouw en de man zijn op 19 juni 1998 te Elburg met elkaar gehuwd.
Bij beschikking van deze rechtbank van 27 juli 2005 is tussen de vrouw en de man de echtscheiding uitgesproken, die op 12 augustus 2005 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Elburg.
Partijen hebben de gevolgen van hun echtscheiding geregeld in een echtscheidingsconvenant van 21 juni 2005. In dit convenant zijn onder meer de navolgende bepalingen opgenomen:
“ …
Artikel 1 – alimentatie vrouw
1.1 De man zal met ingang van de eerste maand, volgend op de datum waarop
partijen feitelijk gescheiden van elkaar leven, maandelijks bij vooruitbetaling aan
de vrouw een bruto alimentatie van € 450,-- betalen. De man is deze
alimentatieverplichting aan de vrouw verschuldigd gedurende een periode van
drie jaren, gerekend vanaf de hiervoor beschreven ingangsdatum. Na ommekomst
van deze periode zullen partijen hun financiële situatie opnieuw beoordelen. De
dan geldende situatie is bepalend voor de alimentatieafspraken, die zullen gelden
voor de periode na de eerste van drie jaren, met dien verstande dat partijen reeds
thans overeenkomen dat de overeen te komen alimentatie nimmer hoger zal zijn
dan € 450,-- per maand.
1.2 De hierboven bepaalde partneralimentatie voor de periode van de eerste drie jaar
kan niet bij rechterlijke uitspraak worden gewijzigd op grond van een wijziging
van omstandigheden, behoudens in het geval van een zo ingrijpende wijziging van
omstandigheden, dat de partij die de wijziging verzoekt, naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid niet langer aan het niet-wijzigingsbeding mag worden
gehouden, zoals bepaald in artikel 1:159 lid 3 BW. Bij de vaststelling van
bovengenoemd alimentatiebedrag is uitgegaan van de navolgende financiële
gegevens: brutoloon van de man per jaar € 35.961,--, hypotheekrente € 640,-- per
maand, polis levensverzekering/aflossing € 130,-- per maand, premie ziektekosten
€ 250,-- per maand, premie begrafenisverzekering € 13,-- per maand. De vrouw
heeft een WAO-uitkering van € 578,33 per maand bruto. Bovengenoemde
regeling is op deze wijze getroffen omdat de toekomstige situatie van de vrouw
erg ongewis is en naar verwachting over drie jaren een beter zicht op de toekomst bestaat.
… ”
Het verzoek
De vrouw verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voornoemde beschikking van 27 juli 2005, althans artikel 1.1. van het convenant van 21 juni 2005 zal wijzigen en de daarin vastgestelde bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud met ingang van 1 september 2008 zal vaststellen op € 750,-- per maand, althans met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist acht.
De vrouw stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden c.q. dat de beschikking van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord c.q. dat het convenant is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven.
Zij heeft thans geen WAO-uitkering meer en ook geen andere inkomsten, wat ten tijde van de afspraak dan wel de beschikking niet bekend was. Er werd toen vanuit gegaan dat de vrouw na drie jaren wel eigen inkomsten zou hebben. De overeengekomen beperking in de hoogte van de alimentatie is in strijd met de wettelijke maatstaven, omdat als er behoefte bestaat aan een hoger bedrag dan € 450,--, de vrouw hierop aanspraak maakt en de man volgens de wet gehouden is dit te voldoen, mits hij daarvoor draagkracht heeft.
De vrouw heeft tenminste nog steeds behoefte aan de in het convenant overeengekomen bijdrage. Zij is...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT