Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 9 de Junio de 2009

Datum uitspraak 9 de Junio de 2009
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/6572 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 oktober 2007, 06/2509 (hierna: aangevallen uitspraak)

in het geding tussen

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)

Datum uitspraak: 9 juni 2009

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. B. Leenders, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

    Het College heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Leenders. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door F.H.W. Fris, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.

  2. OVERWEGINGEN

    1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

      1.1. Appellant ontving over de periode 1 november 1996 tot en met 25 augustus 2002 bijstand ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) naar de norm voor een alleenstaande. Ten tijde in geding stond hij ingeschreven op het adres [adres 1] te [plaatsnaam].

      1.2. Naar aanleiding van een fraudemelding van de Sociale verzekeringsbank te Zaandam dat appellant met [naam huisgenoot] (hierna: [huisgenoot]) in haar woning aan het [adres 2] te [plaatsnaam] een gezamenlijke huishouding voert, heeft de Afdeling Controle en Opsporing van de Sociale Dienst Amsterdam een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende bijstand. In dat kader is onder meer dossieronderzoek gedaan, is de gemeentelijke basisadministratie geraadpleegd, hebben diverse buurtbewoners verklaringen afgelegd en zijn appellant en [huisgenoot] gehoord. De resultaten van dat onderzoek, zoals neergelegd in een rapportage van 9 september 2005, zijn voor het College aanleiding geweest om bij besluit van 12 december 2005 voor zover hier van belang de bijstand van appellant over de periode van 1 augustus 1999 tot en met 25 augustus 2002 in te trekken en de over die periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 36.614,52 van appellant terug te vorderen. De besluitvorming berust op de overweging dat appellant in die periode een gezamenlijke huishouding voerde met [huisgenoot], zonder dat appellant daarvan mededeling heeft gedaan aan het College.

      1.3. Bij besluit van 4 april 2006 heeft het College het tegen het besluit van 12 december 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het College heeft de motivering van dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT