Hoger beroep kort geding van Centrale Raad van Beroep, 28 de Mayo de 2009

Datum uitspraak28 de Mayo de 2009
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

06/4870 AW, 09/2334 AW en 09/2336 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellante], (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 5 juli 2006, 05/4092 (hierna: aangevallen uitspraak),

in de gedingen tussen:

appellante

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer (hierna: college)

Datum uitspraak: 28 mei 2009

  1. PROCESVERLOOP

    Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

    Namens het college is een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2008. Appellante is verschenen en het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.S.P. Stuiver, advocaat te De Meern, en mr. Y.P.M. Bulthuis en drs. C.A.M. van der Voort-van Vliet, beiden werkzaam bij de gemeente Zoetermeer.

    Na de zitting heeft de Raad het onderzoek heropend. Hij heeft aan het college met het oog op finale geschillenbeslechting verzocht alsnog een beoordeling over het functioneren van appellante over de periode van 1 december 2002 tot 1 december 2004 vast te stellen en aansluitend een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante tegen de weigering haar structureel in te schalen in schaal 13.

    Bij brief van 15 december 2008 heeft het college twee nadere besluiten van 8 december 2008 overgelegd.

    Vervolgens heeft een onderzoek ter zitting plaatsgevonden op 16 april 2009. Appellante is verschenen en het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Stuiver, voornoemd, en mr. S.M. den Boogert, werkzaam bij de gemeente Zoetermeer.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde op de zittingen gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

      1.1. Appellante is werkzaam bij de gemeente Zoetermeer. Met ingang van 1 december 2000 is zij vanuit de functie van senior beleidsmedewerker sectoraal (schaal 12) aangesteld in algemene dienst en benoemd in de functie van senior beleidsmedewerker/ projectleider integratie etnische minderheden bij de afdeling Beleid van de hoofdafdeling Welzijn voor 28 uur per week, in beginsel voor de duur van drie jaar. Voor de overige 8 uur bleef zij belast met haar oorspronkelijke werkzaamheden als senior beleidsmede-werker sectoraal.

      Omdat was vastgesteld dat de functie van senior beleidsmedewerker/projectleider integratie etnische minderheden zich op het niveau van schaal 13 bevond, is aan appellante vanaf 1 december 2000 een persoonlijke toelage toegekend ter grootte van het verschil tussen bezoldiging volgens schaal 12 en die volgens 13 over alle uren van haar dienstverband. Aan haar is toegezegd dat die toelage bij goed en volledig functioneren na twee jaar zou worden omgezet in een structurele inschaling in schaal 13. Een en ander is vastgelegd in het benoemingsbesluit van 3 januari 2001. In juli 2002 is aan appellante meegedeeld dat die termijn van twee jaar met een jaar zou worden verlengd. Het “project oudkomers” waarvan appellante de projectleider was, is halverwege 2004 geëindigd.

      1.2. Bij besluit van 23 december 2004 heeft het college de persoonlijke toelage van appellante ingetrokken met ingang van 1 januari 2005, haar bezoldiging vastgesteld op schaal 12, regelnummer 11, en appellante...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT