Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 20 de Mayo de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Mayo de 2009
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Eerste meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 08/00090

Uitspraak op het hoger beroep van

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

en het incidentele beroep van

X V.O.F., gevestigd te Y,

hierna: belanghebbende

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 2 januari 2008, nr. AWB 07/2735, in het geding tussen

belanghebbende

en

de Inspecteur

betreffende de na te noemen naheffingsaanslag.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. Aan belanghebbende is met aanslagnummer 0000000000000BPM een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd over de tijdvakken 27 augustus 2001 tot en met 26 augustus 2002 respectievelijk 29 augustus 2001 tot en met 1 oktober 2003 respectievelijk 19 juni 2003 tot en met 18 juni 2004 met betrekking tot de personenauto's met kentekens B respectievelijk D respectievelijk C. De Inspecteur heeft daarbij tevens een beschikking heffingsrente vastgesteld. De naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur van 2 juli 2007 gehandhaafd.

    1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 285. Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 1.326, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 328,50 en teruggave gelast van het door belanghebbende betaalde griffierecht.

    1.3. Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft het incidenteel hoger beroep beantwoord.

    1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 26 februari 2009 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

    1.5. Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van een verklaring van A, registeraccountant, d.d. 19 januari 2009. De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Het Hof rekent voormelde verklaring alsmede de pleitnota tot de stukken van het geding.

    1.6. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

    1.7. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

  2. Feiten

    Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

    2.1. Belanghebbende exploiteerde gedurende de onderhavige perioden een taxibedrijf en had in dat verband de beschikking over een drietal personenauto's met de kentekens D, B en C (hierna: de auto's). Belanghebbende beschikte voor de auto's over een ingevolge de Wet personenvervoer 2000 geldige vergunning. De kernactiviteiten van belanghebbende bestaan uit straattaxivervoer, contractvervoer, VIP/speciaal vervoer (waaronder vervoer van directieleden van en naar vliegvelden en/of het buitenland) en groepsvervoer.

    2.2. Belanghebbende heeft voor de auto's om teruggaaf van BPM verzocht. De Inspecteur heeft de teruggaaf verleend. In de teruggaafbeschikking staat dat de teruggave is gebaseerd op de zogenaamde taxiregeling als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (gelezen in de tekst zoals die gold in de onderhavige tijdvakken; hierna: Wet BPM). Voor wat betreft de auto's heeft de teruggave, in afwijking van de tekst van artikel 16 Wet BPM (welke tekst voorziet in een teruggave in jaarlijkse termijnen), in één keer plaatsgevonden. De mogelijkheid de belasting in één keer terug te geven, is opgenomen in het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 6 juli 2000, nr. WV2000/413M, Stcrt. nr. 130, onder meer gepubliceerd in V-N 2000/41.25 , nadien vervangen door het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 27 juli 2001, nr. PP2001/2033, V-N 2001/43.23.

    2.3. Bij een boekenonderzoek van 23 november 2004 heeft de fiscus de aanvaardbaarheid onderzocht van de hierboven genoemde teruggaven van BPM, althans voor zover die betrekking had op de periode 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2004. Hiervan is een rapport opgemaakt d.d. 21 december 2005.

    2.4. De Inspecteur heeft naar aanleiding van het boekenonderzoek de onderwerpelijke naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag is voor wat betreft de enkelvoudige belasting als volgt samengesteld:

    naheffing 1e termijn BPM kenteken B € 6.121

    naheffing 1e, 2e en 3e termijn BPM kenteken D € 1.326

    naheffing 1e termijn BPM kenteken C € 5.662.

    2.5. In het controlerapport is, voor zover te dezen van belang, het volgende vermeld:

    "3.1 Kenteken B:

    1e termijn (27-08-2001 t/m 26-08-2002) Totaal aan privé ritten en zakelijke ritten niet zijnde taxiritten 4579 km (inclusief 3361 km vakantierit) 10% is +/- 1600 km In de periode 9-7 t/m 31-7 zijn belastingplichtigen met deze auto op vakantie geweest naar Spanje. In totaal is in deze periode 3361 km verreden en belastingplichtigen hebben deze rit als...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT