Hoger beroep van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 9 de Octubre de 2007
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 9 de Octubre de 2007 |
Uitgevende instantie: | Court of Appeal of Arnhem (Netherlands) |
Parketnummer: 21-003551-06
Uitspraak d.d.: 9 oktober 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 22 augustus 2006 in de strafzaak tegen
verdachte
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 6 februari 2007, van 2 mei 2007, van 25 juli 2007 en van 25 september 2007 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr B.P.J. van Riel naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsverweer
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van 25 september 2007 gesteld te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de gedane aangiften. In dit verband heeft de raadsman naar voren gebracht dat deze aangiften pas na een lange tijd zijn gedaan, dat over (de inhoud van) deze aangiften vooroverleg heeft plaatsgevonden tussen de betrokkenen en dat betrokkenen, ondanks de beweerdelijke handelingen van verdachte, toch steeds weer bij hem terugkwamen om behandeld te worden.
Het hof verwerpt voornoemd verweer en overweegt daartoe als volgt.
Hoewel betrokkenen (soms) lange tijd hebben gewacht met het doen van aangifte, hebben zij omtrent de door verdachte gepleegde handelingen bij de politie gedetailleerde en consistente verklaringen afgelegd. Vervolgens hebben zij bij de rechter-commissaris ieder voor zich authentieke en met hun – bij de politie – afgelegde aangiften overeenkomstige verklaringen afgelegd. Hierbij hebben aangeefsters tevens verklaard waarom zij niet eerder aangifte hebben gedaan en waarom zij zich de handelingen van verdachte al die tijd hebben laten welgevallen. Het hof ziet geen aanknopingspunten om aan de inhoud van deze verklaringen te twijfelen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof af dat sommige...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT