Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Utrecht, 8 de Julio de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 8 de Julio de 2009
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 256732 / HA ZA 08-2163

Vonnis van 8 juli 2009

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ING COMMERCIAL FINANCE B.V.,

gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Bunnik,

eiseres,

advocaat mr. J.D. van Vlastuin,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

advocaat mr. G.R.M. van den Assum.

Partijen zullen hierna ING en [gedaagde] genoemd worden.

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 31 december 2008

    - het proces-verbaal van comparitie van 15 mei 2009.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  2. De feiten

    2.1. [gedaagde] is bestuurder en enig aandeelhouder van MPC International B.V., hierna te noemen MPC.

    2.2. MPC heeft op 18 januari 2006 met ING een bevoorschotting- en dienstverleningsovereenkomst gesloten op grond waarvan ING aan MPC een krediet heeft verstrekt ter hoogte van een 80 % van het bedrag van door MPC aan afnemers verzonden facturen, voor zover deze facturen niet zijn betwist door afnemers.

    2.3. [gedaagde] zich bij akte van 18 januari 2006 persoonlijk borg gesteld voor de schuld van MPC aan ING tot een bedrag van EUR 25.000,00.

    2.4. Op 16 september 2008 is MPC failliet verklaard.

  3. Het geschil

    3.1. ING vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling – na vermindering van eis ter comparitie van partijen – van EUR 186.930,82 vermeerderd met rente en kosten. Subsidiair vordert ING EUR 25.000,00 vermeerderd met rente en kosten.

    3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

  4. De beoordeling

    4.1. [gedaagde] heeft primair als verweer gevoerd dat de dagvaarding van ING nietig moet worden verklaard, omdat niet of onvoldoende is ingegaan op het verweer van [gedaagde] en door ING niet is aangegeven welke getuigen zij naar voren kan brengen.

    4.2. De dagvaarding dient krachtens artikel 111 BRv onder meer de door gedaagde aangevoerde verweren en de gronden daarvoor te vermelden, evenals de bewijsmiddelen waarover eiser kan beschikken en de getuigen die hij kan doen horen. In de dagvaarding heeft ING als getuigen opgenomen mr. [A.] en de heer [B.], zodat aan dit criterium is voldaan. [gedaagde] heeft niet gesteld laat staan onderbouwd dat door hem al voor het uitgaan van de dagvaarding een zodanig verweer was gevoerd dat ING dit in de dagvaarding had moeten bespreken. Het verzoek om nietigverklaring van de dagvaarding wordt dan ook afgewezen.

    4.3. ING stelt zich primair op het standpunt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door als bestuurder van MPC aan ING facturen in te sturen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT