Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 10 de Julio de 2009

Datum uitspraak10 de Julio de 2009
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

10 juli 2009

Eerste Kamer

09/00310

RM/TT

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De vader],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. P. Garretsen,

t e g e n

[De moeder],

wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. D.M. de Knijff.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Met een op 7 juli 2006 ter griffie van de rechtbank Almelo ingediend verzoekschrift heeft de moeder zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, om de beschikking van de rechtbank Almelo van 19 mei 2004 te wijzigen, in die zin dat voortaan het gezag over het minderjarige kind van partijen, [de zoon], alleen aan de vrouw toekomt en dat de omgang tussen de vader en [de zoon] wordt stopgezet.

    De vader heeft het verzoek bestreden.

    Bij beschikking van 30 januari 2008 heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder tot vaststelling van het eenhoofdig gezag over [de zoon] afgewezen. Met betrekking tot de verzochte wijziging van de omgangsregeling heeft de kinderrechter aan de Raad voor de Kinderbescherming verzocht advies uit te brengen over de mogelijkheden tot vaststelling van een omgangsregeling.

    Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.

    Na mondelinge behandeling heeft het hof bij beschikking van 21 oktober 2008 de beschikking waarvan beroep vernietigd en, opnieuw beschikkende, de moeder belast met het gezag over [de zoon]. Voorts heeft het hof het convenant dat deel uitmaakt van de beschikking van de rechtbank Almelo van 19 mei 2004 met betrekking tot de daarin opgenomen omgangsregeling tussen de vader en [de zoon] gewijzigd, in die zin dat de vader het recht op omgang met [de zoon] wordt ontzegd.

    De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend cassatierekest zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.

    De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.

    De advocaat van de vader heeft op 26 mei 2009 schriftelijk op die conclusie gereageerd.

  3. Beoordeling van de middelen

    De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad verwerpt het beroep.

    Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 10 juli 2009.

    09/00310

    Mr. F.F. Langemeijer

    Parket, 8 mei 2009

    Conclusie inzake:

    [De vader]

    tegen

    [De moeder]

    In deze zaak is aan een vader de omgang met zijn zoon ontzegd. Die beslissing wordt in cassatie op verschillende gronden bestreden.

  5. De feiten en het procesverloop

    1.1. In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten(1):

    1.1.1. Uit het huwelijk van verzoeker tot cassatie (hierna: de vader) en verweerster in cassatie (de moeder) is in maart 2001 [de zoon] (hierna: de zoon) geboren.

    1.1.2. Nadat de vader in maart 2003 een poging tot zelfdoding had gedaan, zijn de vader en de moeder met de zoon gescheiden gaan leven. De vader is eind 2003 in therapie gegaan.

    1.1.3. Bij beschikking van 19 mei 2004 heeft de rechtbank te Almelo echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Die beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank verstaan dat de ouders gezamenlijk het gezag over de zoon zullen uitoefenen en verwezen naar het daarin opgenomen convenant waarin onder meer een omgangsregeling is vervat. Tot en met juni 2006 hebben de vader en de zoon omgang met elkaar gehad overeenkomstig de omgangsregeling in dit convenant.

    1.1.4. Begin juli 2006 heeft de vader aan de politie een brief verzonden met de mededeling dat hij zichzelf en de zoon van het leven had beroofd en dat men hem in zijn huis kon vinden. Bij die brief was de huissleutel gevoegd. De vader had voor de volgende dag de zoon van school afgemeld.

    1.1.5. De vader heeft geen uitvoering gegeven aan het voornemen zichzelf en de zoon van het leven te beroven, omdat "iets" hem daarvan weerhield.

    1.1.6. Sinds juli 2006 vindt feitelijk geen omgang meer plaats tussen de vader en de zoon. De vader heeft opnieuw therapeutische begeleiding gekregen.

    1.2. De moeder heeft op 7 juli 2006 aan de rechtbank te Almelo verzocht de op 19 mei 2004 gegeven beschikking zodanig te wijzigen dat het gezag over hun minderjarige zoon voortaan uitsluitend aan de moeder toekomt en dat de omgang tussen de vader en de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT