Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Rotterdam, Sector kanton, 26 de Junio de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Junio de 2009
Uitgevende instantie:Sector kanton

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector kanton

Locatie Rotterdam

vonnis

in de zaak van

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE ROTTERDAM,

zetelend te Rotterdam,

eiseres,

gemachtigde: mr. A.R. de Jonge, advocaat te ’s-Gravenhage,

tegen

  1. a. De gezamenlijke erven van wijlen [erflater],

    gedagvaard aan het adres, waar [erflater] al jaren niet meer woonachtig was

    geweest,

    niet verschenen,

  2. b. [gedaagde 2],

    in diens hoedanigheid van erfgenaam van Adriaan SIJL,

    zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland

    en

  3. [gedaagde 2 pro se] pro se

    zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,

    gedaagden,

    gemachtigde (voor [gedaagde 2 en gedaagde 2 pro se]): mr. P.H.A. de Boer, advocaat te Rotterdam.

    Partijen worden hierna aangeduid als de Gemeente, [de gezamenlijke erven van erflater] en [gedaagde]; waar nodig zal bij [gedaagde] vermeld worden of het om diens hoedanigheid van erfgenaam gaat, dan wel om [gedaagde] pro se.

  4. Het verloop van de procedure

    De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:

    - exploot van dagvaarding van 4 september 2008;

    - akte van de zijde van de Gemeente, houdende overlegging van producties;

    - conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;

    - conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met producties;

    - conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;

    - conclusie van dupliek in reconventie.

  5. Geldigheid van de dagvaarding

    De betekening van de dagvaarding aan [de gezamenlijke erven van erflater], gedaan aan het adres waar in het verre verleden [erflater] woonachtig was, voldoet niet aan de vereisten van artikel 53 aanhef en sub a Rv. Dit brengt mee dat de dagvaarding in zoverre nietig is.

    De Gemeente stelt dat wel is voldaan aan de vereisten van artikel 53 aanhef en sub c Rv, zodat er, aldus de Gemeente, van uitgegaan moet worden dat naast [gedaagde] q.q. en pro se, tevens de andere erfgenamen van [erflater] gedagvaard zijn.

    In dit standpunt kan de Gemeente niet gevolgd worden. De betekening van de dagvaarding aan [gedaagde] q.q. is immers niet aan te merken als een betekening ‘ten aanzien van de gezamenlijke erfgenamen’, nu noch uit het exploot van dagvaarding, noch uit de aankondiging in de krant valt af te leiden dat met het dagvaarden van [gedaagde] q.q. (mede) beoogd is om de overige erfgenamen in het geding te betrekken.

    Dit brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat alleen [gedaagde] q.q. en [gedaagde] pro se gedagvaard zijn.

    [gedaagde] heeft voor deze situatie nog aangevoerd dat ook van nietigheid van de dagvaarding sprake is, nu er meer erfgenamen zijn dan hij en alle erven in het geding hadden moeten worden betrokken. Dit is echter geen kwestie van al dan niet rechtsgeldigheid van de dagvaarding; terechtbevinding van deze stelling moet immers tot afwijzing van de vordering leiden.

    [gedaagde] q.q. en [gedaagde] pro se zijn dan ook rechtsgeldig gedagvaard.

  6. De feiten

    3.1. De Gemeente heeft aan de vader van [gedaagde] met ingang van 1 januari 1981 ‘het perceel onbebouwde grond aan de [locatie]’ te Rotterdam, ter grootte van circa 300 m², verhuurd, voor de duur van acht maanden. Nadien is deze huurovereenkomst verlengd, waarbij onder meer het volgende werd vastgelegd:

    artikel 1

    De huur wordt aangegaan voor een periode van één jaar, ingaande 1 september 1981; … Na het verstrijken van de vorenvermelde huurtijd zal de huurovereenkomst worden geacht op dezelfde voorwaarden telkens voor een periode van twaalf maanden te zijn verlengd, tenzij een der partijen minstens drie maand(en) voor het eindigen van de huurtijd (of van een verlengingstermijn) aan de wederpartij heeft te kennen gegeven, dat verlenging harerzijds niet wordt gewenst.

    De huur zal in ieder geval eindigen 31 augustus 1986. Bij opzegging zal de gemeente tot geen enkele schadevergoeding gehouden zijn.

    artikel 4

    De huurder moet en mag het gehuurde terrein uitsluitend gebruiken als parkeerterrein en voor het stichten en exploiteren daarop van een opstal ten behoeve van een autospuiterij, annex isolatiebedrijf en handel in tweedehands auto’s.

    De te bouwen opstal zal geheel naar genoegen van burgemeester en wethouders moeten zijn. ….

    artikel 13

    De huurder is verplicht het gehuurde terrein bij eindiging der huur op de dag van eindiging geheel ontruimd in de oorspronkelijke staat ter vrije beschikking van de gemeente te stellen.

    3.2. De huurovereenkomst tussen de vader van [gedaagde] en de Gemeente is na 31 augustus 1986 (telkens) stilzwijgend verlengd, in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT