Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank 's-Gravenhage, President, 31 de Julio de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak31 de Julio de 2009
Uitgevende instantie:President

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Sector Bestuursrecht

Zittinghoudende te Amsterdam

zaaknummers: AWB 09/22983 en 09/22985

V-nr: *

uitspraak van de rechtbank

in het geding tussen:

eiser [naam] , geboren [datum] in 1980, van Burundese nationaliteit,

gemachtigde: mr. M. Woudwijk, advocaat te Amsterdam

en:

het Bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), gevestigd te Rijswijk, verweerder.

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 24 juni 2009 heeft verweerder beslist dat de verstrekkingen ingevolge de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) van eiser worden beëindigd. Bij brief van dezelfde datum heeft eiser beroep ingesteld tegen dit besluit (AWB 09/22983) en tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt het beroep te mogen afwachten en niet uit het centrum te worden gezet hangende dit beroep (AWB 09/22985). Bij brief van 3 juli 2009 heeft eiser de gronden van dit beroep en verzoek aangevoerd.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2009. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is niet ter zitting verschenen. Tevens was aanwezig mevrouw Bucura, tolk.

    De voorzieningenrechter/rechtbank, hierna te noemen: rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

  2. Feiten

    De rechtbank gaat in deze zaak uit van de volgende feiten.

    Bij besluit van 14 oktober 2008 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) bepaald dat van 8 oktober 2008 tot 8 april 2009 artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 op eiser van toepassing is. Gedurende die termijn heeft eiser recht op Rva-verstrekkingen gehad en gekregen.

    Op 22 april 2009 heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) een advies uitgebracht, waarin is neergelegd dat eiser sinds een aantal jaren last heeft van slecht slapen en herbelevingen ’s nachts. Eiser wordt hiervoor in verband met overplaatsing naar het AZC Azelo sinds een aantal maanden behandeld onder supervisie van A. Bosman, psychiater te Enschede. Eiser geeft aan in het verleden ook te zijn behandeld. De behandeling op dit moment bestaat uit enerzijds een wekelijks groepsgesprek van een uur met meerdere patiënten en anderzijds medicatie. De behandeling is van tijdelijke aard. Op basis van huidige medische inzichten kan niet worden aangegeven wanneer de behandeling zal zijn afgerond. Een medische noodsituatie op korte termijn valt op basis van het ontbreken van kritische risico-indicatoren, zoals een eerdere opname of een medisch gedocumenteerde poging tot zelfdoding, bij het uitblijven van de behandeling niet te verwachten. Eiser kan reizen met de gangbare vervoermiddelen als boot, trein, bus, auto en vliegtuig, waarbij er wel aanwijzingen zijn dat enige medische voorziening voor, tijdens of direct na de reis noodzakelijk is, namelijk: eiser dient de voorgeschreven medicatie mee te nemen. Behandelmogelijkheden voor de klachten van eiser zijn in Burundi onvoldoende aanwezig.

    Bij besluit van 6 mei 2009 heeft de IND de aanvraag van eiser om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 afgewezen.

    Bij brief van 3 juli 2009 heeft eiser een reactie van zijn behandelaars (R.W. Bottenberg, GZ-psycholoog en A.J.E. Bosman, psychiater), gedateerd op 19 juni 2009, overgelegd, waarin deze behandelaars stellen dat op dit moment sprake is van een medische noodsituatie bij eiser, niet alleen naar aanleiding van ernstige posttraumatische klachten ten gevolge van zijn verleden in zijn thuisland, maar ook naar aanleiding van hernieuwde traumatisering in de asielzoekerscentra en zijn verblijf in Nederland. Er is sprake van dissociatieve neigingen en terugkeer naar zijn land van herkomst zal deze en eerdere klachten eerder verslechteren dan verbeteren. In de therapie is met eiser ook enkele malen gesproken over zelfmoordgedachten, waarbij de behandelaars gezien de ernst van zijn klachten niet durven uit te sluiten dat hij hier aan toe zal geven. Zeker bij terugkeer naar het thuisland ziet de prognose er slecht uit, aldus deze behandelaars.

  3. Standpunten partijen

  4. Verweerder heeft zich in het door eiser bestreden besluit op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding meer is om opvang te verlenen aan eiser. Het recht op opvang eindigt vier weken nadat het rechtmatig verblijf is beëindigd. Indien eiser van mening is dat hij niet in staat is om te reizen als...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT