Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Arnhem, 5 de Agosto de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Agosto de 2009
Uitgevende instantie:Rechtbank Arnhem

vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 171067 / HA ZA 08-973

Vonnis van 5 augustus 2009

in de zaak van

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE NIJMEGEN,

zetelend te [woonplaats],

eiseres,

advocaat mr. P.J.M. van Wersch te Nijmegen,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

advocaat mr. I. van Bekkum te Nijmegen.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 26 november 2008

- het proces-verbaal van comparitie van 3 februari 2009

- de akte overlegging producties van de Gemeente, tevens houdende vermindering van eis

- de antwoordakte van [gedaagde].

Daarna is vonnis bepaald.

De vaststaande feiten

1.1. Bij besluit van 19 januari 1998 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen een bouwvergunning verleend aan Woningvereniging Kolping voor de bouw van twee woongebouwen waarin 33 appartementen zouden worden gerealiseerd en een dienstencentrum op het perceel kadastraal bekend gemeente [kad.gegevens]. Het betrof een woonintegratieproject voor verstandelijk gehandicapten. Het bouwplan daarvoor paste binnen de bestemming “bijzondere doeleinden-A” krachtens het ter plaatse geldende bestemmingsplan “[naam bestemmingsplan]”. De Gemeente was op dat moment eigenaar van de grond. Zij was, zo blijkt uit correspondentie tussen de Gemeente en Kolping in de periode van december 1996 - december 1997, bereid het perceel ter realisatie van dit project aan Kolping te verkopen tegen een prijs van f 120,-- per m².

1.2. Omwonenden, waaronder [gedaagde], hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 20 mei 1998 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen deze bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard en het primaire besluit gewijzigd gehandhaafd. Het daartegen door de omwonenden ingestelde beroep is bij uitspraak van de rechtbank Arnhem, sector bestuursrecht, van 18 juni 1999 ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak hebben omwonenden bij brief van 19 juli 1999 hoger beroep ingesteld bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en bij brief van 22 september 1999 hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening ex artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht te treffen. Dat verzoek is door de Voorzitter op 10 januari 2000 afgewezen. Op 5 juni 2000 heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de aangevallen beslissing van de rechtbank Arnhem van 18 juni 1999 bevestigd.

1.4. Ten tijde van het verlenen van de bouwvergunning heeft [gedaagde] in een vergadering van de Commissie Stedelijke Instandhouding en Volkshuisvesting d.d. 13 januari 1998 laten weten dat hij op grond van zijn (vermeende) eigendomsrecht op een gedeelte van het perceel met kadastraal nummer [nummer] (waarop de te verlenen bouwvergunning betrekking had) niet zou toestaan dat daar bouwactiviteiten zouden plaatsvinden. [gedaagde] stelde zich op het standpunt dat hij van dat gedeelte van het perceel ter grootte van ongeveer 135 m² (hierna ook het perceelsgedeelte), dat grensde aan de tuin van zijn woning aan de [adres], door verjaring eigenaar was geworden. Kort daarvoor, op 9 januari 1998, had [gedaagde] daarvan een notariële verklaring laten opstellen. Deze verklaring heeft hij op 12 januari 1998 laten inschrijven in het kadaster.

1.5. Daarop heeft de Gemeente bij brief van 18 maart 1998 aan [gedaagde] geschreven, voor zover van belang:

“1. De gemeente is eigenares van het perceel kadastraal bekend [kad.gegevens] [nummer].

  1. In de jaren zestig heeft de gemeente een gedeelte van dit perceel op grond van een mondelinge overeenkomst voor onbepaalde tijd om niet in gebruik gegeven aan de heer [naam toenmalige eigenaar], de toenmalige eigenaar van het perceel en het daarop staande woonhuis aan de [adres] in Nijmegen, dat grenst aan het perceel L [nummer].

  2. [naam toenmalige eigenaar] heeft het perceel en het daarop staande huis aan de [adres] aan u verkocht en (op 31 mei 1974) geleverd. Ook bent u de heer [naam toenmalige eigenaar] als gebruiker van het gedeelte van het perceel L [nummer] opgevolgd.

    (...)

  3. In de commissievergadering SIV van 13 januari 1998 heeft u zich voor het eerst op het standpunt gesteld dat u eigenaar zou zijn van het desbetreffende perceelsgedeelte en dat u niet zou toestaan dat er bouwactiviteiten op “uw” grond zouden plaatsvinden.

  4. Dit ten onrechte. Zoals hiervoor al is opgemerkt, bent u nooit bezitter maar steeds houder geweest van het bewuste perceelsgedeelte. U bent daarom nimmer eigenaar geworden door verjaring (....)

  5. Hierbij zeg ik namens de gemeente de overeenkomst op grond waarvan het betreffende gedeelte van het perceel L [nummer] destijds in gebruik is gegeven, op per 1 mei 1998 (...)

    (...)

    Ik verzoek u en voorzover nodig sommeer ik u om mij binnen een week na datum van deze brief schriftelijk te bevestigen dat u het gedeelte van het perceel L [nummer] dat u in gebruik hebt per 1 mei 1998 geheel ontruimd aan de gemeente ter beschikking zult stellen. Bij gebreke daarvan zal ik namens de gemeente gerechtelijke stappen ondernemen. Ook houd ik u voor dit geval aansprakelijk voor de schade die de gemeente lijdt in verband met niet (tijdige) levering aan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT