Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 28 de Agosto de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak28 de Agosto de 2009
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

arrestnummer:

parketnummer: 23-005945-06

datum uitspraak: 28 augustus 2009 (promis)

TEGENSPRAAK

ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2006 in de strafzaak onder parketnummer 13-527168-06 van het openbaar ministerie

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1978],

adres: [adres], [woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 november 2006 en op de terechtzitting in hoger beroep van 14 augustus 2009.

Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 november 2006 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en straf komt dan de eerste rechter.

Inleiding

De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in het dossier van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland met registratienummer 2006183579-1. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina’s in het dossier.

De feiten waarvan het hof uitgaat

Op 15 juli 2006 omstreeks 02:30 uur kreeg de politie opdracht te gaan naar café “anno 1890”, gelegen aan de [adres], te Amsterdam. Daar aangekomen zag een verbalisant op het wegdek, tegen de stoeprand aan, een persoon op zijn linkerzijde liggen die door verscheidene mensen werd verzorgd. Hij constateerde dat er bloed drupte uit een hoofdwond aan de achterzijde van zijn schedel.1 Het slachtoffer is per ambulance vervoerd naar VU medisch centrum, waar zijn dood is geconstateerd.2

Het slachtoffer bleek te zijn genaamd [slachtoffer], geboren op [1970] te [geboorteplaats]. Op 16 juli 2006 heeft de arts-patholoog dr. H.A. Tromp de uit- en inwendige schouwing verricht op het lijk van [slachtoffer]. Uit onderzoek is gebleken dat het overlijden van [slachtoffer] is veroorzaakt door de gevolgen van een scheur in de wervelslagader. Ten gevolge hiervan is een bloeduitstorting ontstaan in de hersenen, waardoor deze zijn gaan zwellen. Als gevolg daarvan is het slachtoffer overleden.3

Op 16 juli 2006, omstreeks 11:45 uur is de verdachte [medeverdachte] aangehouden op het politiebureau Meer en Vaart te Amsterdam.4 Op 17 juli 2006, omstreeks 16:05 uur is de verdachte [verdachte] aangehouden te IJmuiden.

Video-opnamen

Van de gebeurtenissen voor café “anno 1890” op 15 juli 2006 zijn video-opnamen gemaakt door bewakingscamera’s. Op 15 juli 2006 is het beeldmateriaal, afkomstig van deze camera’s, door de politie in beslag genomen en onderzocht.5 De politie constateert op de beelden die zijn opgenomen met de camera aangeduid met 14 dat er een groepje mannen op de [adres] staat. Een man met een witte pet, welke naar later bleek te zijn genaamd [verdachte], geeft met kennelijke kracht met zijn rechtervuist een stoot tegen de rechterzijde van het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer]. Op de beelden is voorts te zien dat op het moment dat [verdachte] slaat het slachtoffer met zijn rug naar [verdachte] is gekeerd en naar links kijkt en na de stoot uit balans raakt. Tevens is te zien dat het slachtoffer [slachtoffer] kennelijk in de richting kijkt van de man, die hem een seconde later kennelijk met kracht met de rechtervuist in het gelaat slaat. Deze man bleek later te zijn genaamd [medeverdachte]. Direct nadat [medeverdachte] heeft geslagen valt het slachtoffer op straat.

Op de beelden opgenomen met de camera, aangeduid met 1 is voorts te zien dat de verdachte [medeverdachte] met zijn rechterarm gestrekt naar achteren en kennelijk met grote kracht in de richting van het gelaat van het slachtoffer slaat en dat het slachtoffer op de grond valt.

Ten slotte is op beide camera’s te zien dat nadat het slachtoffer op de grond is gevallen enkelen uit het groepje mannen verder de openbare weg oplopen en dat anderen blijven staan en kennelijk met elkaar in discussie zijn. Na enkele seconden is te zien dat de verdachten weglopen en uit beeld verdwijnen.

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat het subsidiair en cumulatief tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij is van oordeel dat er sprake is van medeplegen aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de dood ten gevolge heeft gehad. Hij stelt hiertoe dat er sprake is geweest van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking. Verdachten hebben volgens de advocaat-generaal gezamenlijk uitvoeringshandelingen verricht door samen naar buiten te gaan toen het conflict zich daarheen verplaatste, vervolgens naar voren te stappen toen de portiers de fietsketting van het slachtoffer afpakten en ten slotte binnen een tijdsbestek van een seconde allebei aan het slachtoffer een vuistslag te geven. Voorts hebben beide verdachten zich niet gedistantieerd, terwijl hier wel de mogelijkheid toe was. De advocaat-generaal heeft betoogd dat aan de situatie die tot het gevecht en het geven van de vuistslagen heeft geleid, alsmede aan de handelingen achteraf groot gewicht moet worden toegekend bij de beoordeling van het medeplegen. Voorts heeft de advocaat-generaal gesteld dat het overlijden van het slachtoffer op basis van het criterium van de redelijke toerekening ook individueel aan verdachten kan worden verweten, nu de vuistslagen naar hun aard geschikt waren om de dood van het slachtoffer teweeg te brengen of het risico op de dood in relevante mate hebben verhoogd.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte voert het woord ter verdediging en merkt daartoe het volgende op. Aan de hand van de stukken in het strafdossier valt niet vast te stellen wie de fatale klap heeft gegeven. De verdachte heeft voorts geen opzet op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gehad. De raadsman stelt zich derhalve primair op het standpunt dat er geen aanmerkelijke kans bestond op het intreden van het dodelijke gevolg.

De oorzaak van het overlijden van het slachtoffer is een scheur in de wervelslagader. Dit is volgens de raadsman een gevolg geweest van een eenvoudige vuistslag, zodat niet kan worden gesproken van een aanmerkelijke kans op het intreden van het dodelijke gevolg.

Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans op het intreden van het dodelijke gevolg en dat hij derhalve deze kans ook niet bewust heeft aanvaard. De verdachte heeft slechts één vuistslag aan het slachtoffer heeft gegeven. Het is volgens de raadsman daarom niet aannemelijk dat de gedraging van de verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dan wel de dood van het slachtoffer.

Ten slotte betwist de raadsman dat er sprake is van medeplegen. Hij voert hiertoe aan dat niet blijkt dat er sprake is geweest van bewuste en nauwe samenwerking, noch van een gezamenlijk plan en uitvoering daarvan.

De raadsman bepleit een veroordeling voor eenvoudige mishandeling en eenvoudige openlijke geweldpleging en verzoekt het hof bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de schending van de redelijke termijn.

Verklaring van de verdachte

Vrijdagavond ben ik samen met [medeverdachte] naar café 1890 gegaan. We kwamen daar omstreeks 00:30 uur aan. We hebben daar wat biertjes gedronken. Er was een drietal jongens dat vervelend deed. Een van hen was het latere slachtoffer. Ze waren erg wild om zich heen aan het dansen. Eigenlijk had iedereen last van ze. Op een gegeven moment stapte het latere slachtoffer op mijn voet. Ik had teenslippers aan, dus ik voelde dit wel. Ik zei wat tegen hem en duwde hem van mij weg. Kort daarna werden het latere slachtoffer en zijn twee vrienden door de portiers er uit gezet. Toen zei een van hen tegen ons: “wacht maar, ik steek je straks neer”. We zijn toen achter hen aangelopen om te kijken wat ze zouden gaan doen. Kort nadat het slachtoffer naar buiten was gelopen kwam hij terug met een kettingslot in zijn hand en zijn arm opgeheven om zo te kunnen slaan. De portier is er toen tussen gesprongen en heeft kunnen voorkomen dat het slachtoffer ons kon slaan. [medeverdachte] gaf hem daarbij ook nog een schop in zijn buik. Even later stonden het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT