Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 18 de Septiembre de 2009

Datum uitspraak18 de Septiembre de 2009
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

08/1641 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 februari 2008, 07/981

(hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 18 september 2009

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. S. Jacobs, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend met daarbij onder andere een uitdraai van de loongegevens van appellant van het jaar 1997.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2009. Appellant en zijn gemachtigde zijn daarbij niet verschenen. Namens het Uwv is verschenen

    mr. M. Diekema.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Appellant was laatstelijk werkzaam als voltijds acquisiteur via een uitzendbureau. Op 21 februari 1998 is appellant voor die werkzaamheden uitgevallen wegens hartklachten.

    1.2. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd werd aan appellant met ingang van 20 februari 1999 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, welke uitkering met ingang van 1 december 2002 is beëindigd.

    1.3. Bij brief van 30 mei 2006 heeft appellant zich toegenomen arbeidsongeschiktheid gemeld. Bij besluit van 25 oktober 2006 heeft het Uwv aan appellant met ingang van 20 januari 2006 (na een wachttijd van 4 weken) een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.

    1.4. Tijdens het arbeidskundig onderzoek op 19 oktober 2006 heeft appellant aangegeven verder toegenomen arbeidsongeschikt te zijn per augustus 2006. Bij besluit van 8 januari 2007 is aan appellant meegedeeld dat er geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid en dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid per augustus 2006 ongewijzigd is vastgesteld op 45 tot 55%.

    1.5. Tegen de besluiten van 25 oktober 2006 en 8 januari 2007 heeft appellant bezwaar gemaakt.

    1. In de bezwaarfase is onderzoek verricht door bezwaarverzekeringsarts M. Carere. Deze arts is bij de hoorzitting aanwezig geweest en heeft de brief van 11 januari 2007 van cardioloog B.T.J. Meursing bij zijn beoordeling betrokken. In het rapport van 12 februari 2007 heeft Carere geconcludeerd dat er onvoldoende medische redenen zijn om af te wijken van de door de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT