Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 13 de Octubre de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Octubre de 2009
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

arrestnummer: 6969-07 (promis)

parketnummer: 23-006969-07

datum uitspraak: 13 oktober 2009

TEGENSPRAAK

ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van

22 november 2007 in de strafzaak onder parketnummer 13-463298-06 van het openbaar ministerie tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1947],

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 25 april 2007, 10 mei 2007 en 8 november 2007 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 26 februari 2009, 19 maart 2009, 15 september 2009 en 29 september 2009.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in hoger beroep van 15 september 2009 op vordering van de advocaat-generaal toegestane wijziging tenlastelegging.

De tenlastelegging houdt thans in, dat:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 22 december 2006 te Amsterdam en/of te Hilversum en/of elders in Nederland, meermalen (telkens) opzettelijk de eer en/of de goede naam van [aangever] en/of [aangeefster] heeft aangerand door telastlegging van (een) bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij, verdachte, (telkens) met voormeld doel via de televisie (o.a. in de televisieprogramma('s) "Netwerk" en/of "De Woestijnruiters") en/of het internet (weblog [internetadres weblog verdachte]) en/of in (een) interview(s) met (een) landelijke (dag)blad(en) (o.a. "Nieuwe Revu" en/of "NRC Handelsblad") zakelijk weergegeven - medegedeeld: "dat [aangever] de moordenaar is van de weduwe [W] en/of dat [aangeefster] die [aangever] behulpzaam is geweest in het ontkomen van de nasporing door politie door hem een vals alibi te verschaffen en/of een of meer briefjes te schrijven

en/of

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 22 december 2006 te Amsterdam en/of elders in Nederland, meermalen (telkens) opzettelijk door middel van verspreiding van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van [aangever] en/of [aangeefster] heeft aangerand door telastlegging van (een) bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij, verdachte, (telkens) met voormeld doel via het internet (weblog [internetadres weblog verdachte]) en/of email ([e-mailadres]) en/of het geschrift: "Oordeel Zelf!" zakelijk weergegeven - medegedeeld: "dat [aangever] de moordenaar is van de weduwe [W] en/of dat [aangeefster] die [aangever] behulpzaam is geweest in het ontkomen van de nasporing door politie door hem een vals alibi te verschaffen en/of een of meer briefjes te schrijven.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof op een aantal onderdelen tot een andere beslissing komt.

[Aangever] en [aangeefster] worden hierna ook wel ‘aangever’ en ‘aangeefster’ genoemd. Daar waar het hof hen gezamenlijk bedoelt, worden zij ook wel aangeduid als ‘aangevers’.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

Klachtvereiste

De verdachte wordt overtreding van artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ten laste gelegd in de periode van 1 januari 2006 tot en met 22 december 2006. Dat wetsartikel betreft het misdrijf van smaad en smaadschrift, hetgeen een zogenaamd klachtdelict is. Dit houdt in dat de tot een klacht gerechtigde persoon binnen drie maanden na de dag waarop die persoon kennis heeft genomen van voornoemd misdrijf uitdrukkelijk moet verzoeken dat strafvervolging wordt ingesteld, bij gebreke waarvan de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte.

Het hof overweegt ambtshalve dat uit de door aangevers ondertekende klacht van 17 maart 2006 (doorgenummerde dossierpagina 0034) en de door hen in oktober 2007 (niet nader gedateerde) ondertekende aanvullende verklaring blijkt dat de aangevers de wens hadden dat vervolging zou worden ingesteld ten aanzien van de gehele tenlastegelegde periode en de in de tenlastelegging vermelde gedragingen. Hiermee is naar het oordeel van het hof voldaan aan het klachtvereiste van artikel 269 Sr.

Samenloop met de civielrechtelijke procedure

De raadsman van de verdachte heeft verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren omdat, kort gezegd, de eerdere civiele veroordelingen van de verdachte aan strafrechtelijke vervolging in de weg staan. Deze stelling valt, zoals blijkt uit de door de raadsman ter terechtzitting overgelegde pleitnota, in enkele onderdelen uiteen.

Allereerst is de vraag aan de orde of een strafrechtelijke veroordeling onder deze omstandigheden een, zoals de verdediging dit noemt, “dubbele sanctionering” of een “tweede aansprakelijkstelling” zou inhouden.

Het hof overweegt als volgt. Vooropgesteld dient te worden dat het opportuniteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in het algemeen een ruime beoordelings- en beleidsvrijheid voor het openbaar ministerie inhoudt. Binnen de grenzen die de strafwet daaraan stelt is het aan de officier van justitie om te bepalen of deze in een concreet geval tot vervolging overgaat.

Onder omstandigheden kunnen voorts algemene rechtsbeginselen, al dan niet ontleend aan internationale verdragen, of beginselen van behoorlijk bestuur aan het vervolgingsrecht van het openbaar ministerie in de weg staan.

Meer in het bijzonder kan naar het oordeel van het hof in sommige gevallen, waarin sprake is van twee trajecten van rechtshandhaving door de overheid, op grond van de wet of algemene rechtsbeginselen een vervolgingsbeletsel ontstaan. Een voorbeeld van een wettelijk beletsel is de in 1998 in artikel 69a van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen opgenomen una via-bepaling. Daarnaast kan voorafgaand handhavend optreden door overheden op grond van hun eigendomsrecht of met toepassing van bestuursrechtelijke bevoegdheden onder omstandigheden de vraag opwerpen of er nog ruimte bestaat voor strafrechtelijke vervolging. Op grond van vaste rechtspraak zal een dergelijke vraag overigens niet snel negatief worden beantwoord.

De raadsman heeft in zijn pleidooi vergelijkingen getrokken met deze problematiek van rechtshandhaving via twee wegen. Naar het oordeel van het hof is in de zaak van de verdachte van dergelijke problematiek echter geen sprake. De civiele rechter heeft weliswaar bepaald dat de uitlatingen van de verdachte jegens de aangevers onrechtmatig zijn, maar er is geen sprake van een bestuursorgaan dat of van een overheid die in handhavende zin is opgetreden. Een beslissing van de civiele rechter kan niet als een daarmee te vergelijken vorm van handhavend overheidsoptreden worden beschouwd.

Aan de verdediging kan worden toegegeven dat de maatschappelijke en praktische effecten van de uitspraken van de civiele rechter deels eenzelfde karakter kunnen hebben als die van een strafrechtelijke veroordeling en dat betrokkenen in dergelijke procedures dit kunnen ervaren als een vorm van dubbele bestraffing.

Dat betekent echter nog niet dat een strafzaak na een uitspraak van de civiele rechter in het algemeen geen doel meer zou dienen en geen aanvullend maatschappelijk effect meer zou hebben.

Naar het oordeel van het hof blijkt dit ook uit het sanctiearsenaal dat de strafrechter ter beschikking staat. Van een algemeen vervolgingsbeletsel als gevolg van een uitspraak van de civiele rechter over eenzelfde gedraging is dus geen sprake.

Artikel 68 Sr, dat kort gezegd dubbele strafvervolging verbiedt, geeft naar het oordeel van het hof evenmin aanknopingspunten om te komen tot de door de verdediging bepleite conclusie. De stelling van de verdediging dat deze bepaling is gebaseerd op een rechtsbeginsel van algemenere aard dat dubbele punitieve reacties moeten worden voorkomen, is juist. Omgekeerd is het echter niet mogelijk om met toepassing van artikel 68 Sr dit algemene rechtsbeginsel, naar aanleiding van een uitspraak van de civiele rechter, in een individuele strafzaak te betrekken. Daaraan staan de bewoordingen van deze bepaling uitdrukkelijk in de weg.

De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de omstandigheid dat smaad een klachtdelict is, meebrengt dat de ruimte voor vervolging kritisch moet worden bezien. De bescherming van de openbare rechtsorde zou hierbij, aldus de verdediging, in veel mindere mate een rol spelen dan bij delicten waarbij ambtshalve kan worden vervolgd.

Naar het oordeel van het hof is dit standpunt gebaseerd op een onjuiste uitleg van het rechtskarakter van de strafrechtelijke klacht. De klacht is een aangifte waarvan een verzoek tot vervolging onderdeel is. Deze definitie is opgenomen in artikel 164, eerste lid, Sv.

De essentie van het klachtvereiste is dat het de benadeelde bescherming biedt tegen de overheid die tot vervolging wil overgaan. De wens dat er vervolging plaatsvindt, kan bij de benadeelde ontbreken, omdat deze de last van een strafrechtelijke procedure zwaarder vindt wegen dan het nadeel dat hij ondervindt door het handelen van een verdachte. Hij wordt dan gevrijwaard van deze last als hij afziet van het doen van een klacht.

De openbare rechtsorde wordt dus bij een klachtdelict op andere wijze betrokken bij de vervolgingsbeslissing van het openbaar ministerie, namelijk door een wettelijk verbod tot vervolging als de benadeelde zijn private belang zwaarder laat wegen. Echter, waar het gaat om de doelen van strafrechtelijke handhaving spelen belangen van normhandhaving en preventie geen andere rol dan bij niet-klachtdelicten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT