Kort geding van Rechtbank Utrecht, 21 de Octubre de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak21 de Octubre de 2009
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 273683 / KG ZA 09-941

Vonnis in kort geding van 21 oktober 2009

in de zaak van

de besloten vennootschap

ALSTOM TRANSPORT B.V.,

gevestigd te Rijswijk,

eiseres,

advocaat mr. B. van der Zijpp,

tegen

de vennootschap naar Duits recht

BOMBARDIER TRANSPORTATION GMBH,

gevestigd en kantoorhoudende te Berlijn (Duitsland),

gedaagde,

advocaten: mrs. A.E. Schluep en M.J. Heemskerk.

Partijen zullen hierna Alstom en Bombardier worden genoemd.

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - de dagvaarding (met 10 producties)

    - de brief van 6 oktober 2009 van Bombardier (met tabel en 10 producties)

    - de mondelinge behandeling

    - de pleitnota van Alstom

    - de pleitnota van Bombardier.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  2. Het geschil

    2.1. Alstom vordert – samengevat – veroordeling van Bombardier tot betaling van

    EUR 4.193.498,94, vermeerderd met de contractuele rente en proceskosten. Alstom legt aan haar vordering ten grondslag dat – kort weergegeven – Bombardier facturen onbetaald heeft gelaten, terwijl Alstom de verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot het VIRM-4 project (goed) is nagekomen en de facturen opeisbaar zijn.

    2.2. Bombardier voert verweer. Bombardier stelt – samengevat – dat zij haar betalingsverplichting heeft opgeschort dan wel heeft verrekend met vorderingen die zij op Alstom heeft, omdat Alstom is tekort gekomen in de nakoming van de overeenkomsten betreffende de projecten VIRM-4 en VIRM 1-2-3.

  3. De beoordeling

    3.1. Bombardier stelt zich voor alle weren op het standpunt dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht onbevoegd is. Bombardier voert daartoe aan dat partijen arbitrage conform de regels van de International Chamber of Commerce te Parijs (ICC Rules) zijn overeengekomen, waardoor er geen bevoegde overheidsrechter is die kennis kan nemen van het bodemgeschil. Onder die omstandigheden kan volgens Bombardier de bevoegdheid uitsluitend nog worden gebaseerd op artikel 31 EEX-Verordening . Bombardier is echter van mening dat in dit geval de bevoegdheid van de voorzieningenrechter niet kan worden gegrond op artikel 31 EEX-Verordening, omdat er geen reële band bestaat tussen de door Alstom ingestelde vordering en het Nederlandse territoir en omdat de gevorderde betaling geen voorlopige of bewarende maatregel is.

    3.2. Alstom stelt zich op het standpunt dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht wel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT