Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Maastricht, Sector kanton, 7 de Octubre de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 7 de Octubre de 2009
Uitgevende instantie:Sector kanton

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Kanton

Locatie Maastricht

zaaknr: 330539 CV EXPL 09-1759

typ: RK

Vonnis van 7 oktober 2009

in de zaak van

STICHTING CENTRALE ZORGVERZEKERAARS GROEP ZIEKENFONDS, gevestigd en kantoorhoudend te Tilburg,

eisende partij,

verder te noemen CZ,

gemachtigden: J.L.G. Jeukens en mr. R.H.A. Buttolo, deurwaarders te Heerlen,

tegen

[gedaagde],

wonend te [adres],

gedaagde partij,

verder te noemen [gedaagde],

gemachtigde: mr. Th Boumans, advocaat te Heerlen.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 6 april 2009 heeft CZ een vordering ingesteld tegen [gedaagde]. Bij het exploot van dagvaarding zijn drie deels meervoudige gefotokopieerde producties gevoegd. [gedaagde] heeft voor antwoord geconcludeerd.

Partijen hebben in voortgezet debat successievelijk voor repliek en dupliek geconcludeerd.

Daarna is uitspraak bepaald.

MOTIVERING

CZ vordert de veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.694,34 (samengesteld uit een hoofdsom ad € 2.385,23, buitengerechtelijke kosten ad € 357,00 en wettelijke rente tot en met 31 maart 2009 tot een bedrag van 252,11 en verminderd met een door [gedaagde] gedane betaling van € 300,00) te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van

€ 2.385,23 vanaf 1 april 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.

CZ heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij aan [gedaagde] een persoonsgebonden budget heeft verstrekt conform de voorwaarden als neergelegd in de Regeling subsidies AWBZ. [gedaagde] heeft over de periode 9 februari 2004 tot en met 9 augustus 2004 geen althans onvoldoende verant¬woording afgelegd over de besteding van het persoonsgebonden budget, zodat CZ de hiermee gemoeide bedragen thans als onverschuldigd betaald terugvordert.

Bij haar antwoord betwist [gedaagde] dat CZ enig bedrag aan haar beschikbaar heeft gesteld. Zij betwist voorts enige aanmaning dan wel enige schriftelijke sommatie van CZ ter zake te hebben ontvangen. [gedaagde] ontkent en betwist eveneens met CZ een betalingsregeling te hebben getroffen.

Daarnaast voert [gedaagde] aan dat indien er al een betaling ten behoeve van [gedaagde] is verricht, dan is die op of omstreeks 3 maart 2004 verricht. Indien sprake zou zijn van een onverschuldigde betaling dan is de vordering verjaard.

Bij repliek stelt CZ dat [gedaagde] ‘indertijd’ minderjarig was en dat zij de correspondentie aan de wettelijke...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT