Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 20 de Octubre de 2009

Datum uitspraak20 de Octubre de 2009
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

08/3022 WWB

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats], België (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 10 april 2008, 07/1203 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente De Marne (hierna: College)

Datum uitspraak: 20 oktober 2009

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellante heeft mr. S.T. Dieters, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 14 juli 2009 heeft mr. B. van Dijk, kantoorgenoot van mr. Dieters, de Raad meegedeeld zich als opvolgend gemachtigde voor appellante te stellen.

    Het College heeft een verweerschrift ingediend.

    De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 21 september 2009. Partijen zijn, zoals vooraf bericht, niet verschenen.

  2. OVERWEGINGEN

    1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten

      en omstandigheden.

      1.1. Appellante ontving sinds 10 januari 1999 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand. In verband met het overlijden van haar voormalige echtgenoot in mei 2004 ontvangt appellante vanaf 1 mei 2004 een weduwenpensioen. Van deze inkomsten heeft appellante het College geen melding gemaakt. Nadat uit onderzoek een en ander was gebleken heeft het College bij besluit van 29 juni 2006 de bijstand van appellante over de periode van 1 mei 2004 tot 1 januari 2006 herzien en de over deze periode ten onrechte gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van € 7.660,75 bruto.

      1.2. Voorts heeft het College bij besluit van 5 september 2006 de bijstand van appellante beëindigd met ingang van 1 juli 2006 in verband met de mededeling van appelante op haar rechtmatigheidsformulier over de maand juni 2006 dat zij per 29 juli 2006 gaat verhuizen naar België en dat zij vanaf 1 juli 2006 geen rechtmatigheidsformulier meer zal inleveren.

      1.3. Bij brief van 13 september 2006 heeft appellante bezwaar gemaakt zonder melding te maken tegen welk besluit het bezwaar zich richt. Het College heeft dit bezwaarschrift - gezien de bewoordingen - aangemerkt als te zijn gericht tegen het besluit van 29 juni 2006 en appellante schriftelijk verzocht aan te geven waarom buiten de geldende bezwaartermijn van zes weken bezwaar is gemaakt. Appellante heeft hierop niet gereageerd. Bij besluit van 5 juni 2007 heeft het College de bezwaren van appellante tegen dit besluit wegens niet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT