Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 3 de Diciembre de 2009

Datum uitspraak 3 de Diciembre de 2009
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

08/2125 AOW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], Duitsland (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2008, 07/2905 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).

Datum uitspraak: 3 december 2009

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. C.J.M. de Vlieger, advocaat in Enschede, hoger beroep ingesteld en vervolgens nadere stukken ingediend.

    De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2009. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van Ingen.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Appellant is woonachtig in Duitsland en heeft de Duitse nationaliteit. In het verleden heeft hij voor de [naam firma], gevestigd te [vestigingsplaats], werkzaamheden verricht in Duitsland, België en Nederland. Op 30 juni 2003 heeft appellant bij de Svb een aanvraag ingediend voor een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Uit de daarbij toegezonden gegevens is gebleken dat appellant verzekerd is geweest ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 1 december 1963 tot en met 31 mei 1964.

    1.2. Bij besluit van 3 oktober 2003 heeft de Svb aan appellant met ingang van januari 2004 een pensioen ingevolge de AOW toegekend, met toepassing van een korting van 98% wegens 49 niet verzekerde jaren. De verzekerde periode van appellant heeft de Svb vastgesteld op 1 december 1963 tot en met 31 mei 1964. Omdat de partner van appellant jonger is dan 65 jaar is aan hem voorts het recht op een toeslag toegekend met een korting van 92%.

    1.3. Appellant heeft tegen het besluit van 3 oktober 2003 bezwaar gemaakt en aangevoerd dat hij van 1 december 1963 tot en met 31 maart 1966 voor de [naam firma] in Nederland werkzaamheden heeft verricht en naar zijn mening in die periode voor de AOW verzekerd is geweest. Tijdens de hoorzitting op 14 januari 2004 heeft appellant aangegeven dat zijn bezwaar zich beperkt tot de periode van 1 juni 1964 tot en met

    31 december 1965.

    1.4. Bij besluit van 9 februari 2004 heeft de Svb het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat niet is gebleken dat appellant in de periode van 1 juni 1964 tot en met 31 maart 1966 ingezetene was, of ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT