Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 9 de Junio de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 9 de Junio de 2009
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

typ. SH

zaaknr. HD 103.004.608

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,

sector civiel recht,

tweede kamer, van 9 juni 2009,

gewezen in de zaak van:

  1. [X.],

    wonende te [woonplaats],

  2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GOMSTA B.V.,

    gevestigd te [vestigingsplaats],

    appellanten bij exploot van dagvaarding van 12 december 2006, tevens geïntimeerde

    in incidenteel appel,

    advocaat: mr. E.J.M. Stals,

    tegen:

  3. COÖPERATIE VARKENS KI LIMBURG U.A.,

    gevestigd te [vestigingsplaats],

    geïntimeerde, tevens appellante in incidenteel appel,

    advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts,

  4. COÖPERATIE PIGTURE GROUP U.A.,

    gevestigd te [vestigingsplaats],

    geïntimeerde,

    advocaat: mr. L.E.M. Hendriks,

  5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VARKENS KI NOORD-BRABANT B.V.,

    gevestigd te [vestigingsplaats],

    geïntimeerde,

    advocaat: mr. L.E.M. Hendriks,

  6. DE STAAT DER NEDERLANDEN,

    zetelende te ’s-Gravenhage,

    geïntimeerde,

    advocaat: mr. J.P. Heinrich,

    op het hoger beroep van de door de rechtbank Roermond gewezen vonnissen van 4 juni 2003, 1 oktober 2003, 22 oktober 2003, 23 februari 2005, en 13 september 2006 in de zaken onder zaaknummers 52237/ HA ZA 02-680 en 54524/ HA ZA 03-177 tussen appellanten – tezamen [X.] c.s. en ieder afzonderlijk respectievelijk [X.] en Gomsta te noemen - als eisers in de hoofdzaak en geïntimeerden – KI Limburg, Pigture Group, KI Noord-Brabant en de Staat - als gedaagden in de hoofdzaak (zaaknummer 02-680) en tussen KI Limburg als eiseres in vrijwaring en KI Noord-Brabant als gedaagde in vrijwaring (zaaknummer 03-177).

  7. Het geding in eerste aanleg (zaaknrs. 52237/ HA ZA 02-680 en 54524/ HA ZA 03-177)

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

  8. Het geding in hoger beroep

    2.1. Bij memorie van grieven hebben [X.] c.s. veertien grieven aangevoerd, tien producties overgelegd en geconcludeerd als aan het slot van de memorie van grieven nader omschreven.

    2.2. Pigture Group en Varkens KI Noord-Brabant hebben tezamen en Varkens KI Limburg en de Staat ieder afzonderlijk bij memorie van antwoord de grieven bestreden. KI Limburg heeft haar memorie van antwoord gepaard doen gaan aan een (deels voorwaardelijk) incidenteel appel, waarin zij twee grieven heeft voorgedragen.

    2.3. Door [X.] c.s. is vervolgens nog een memorie van antwoord in incidenteel appel genomen, tevens houdende akte tot het in het geding brengen van stukken in het principaal appel (producties 11 en 12).

    2.4. [X.] c.s., KI Limburg en de Staat hebben tot slot hun zaak doen bepleiten, [X.] c.s. door mr. Stals, KI Limburg door mr. Goorts en de Staat door mr. Heinrich. De raadslieden hebben alle drie gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities.

    Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

  9. De gronden van het hoger beroep

    Voor de grieven in het principaal en het incidenteel appel verwijst het hof naar de desbetreffende memories van grieven.

  10. De beoordeling

    ontvankelijkheid in hoger beroep

    4.1.1. [X.] c.s. waren uitsluitend partij in het geding onder zaaknummer 52237/ HA ZA 02-680 (de hoofdzaak), zodat zij ook alleen van de vonnissen in die zaak in hoger beroep kunnen komen. Zij dienen daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun hoger beroep voor zover zij dat mede hebben ingesteld tegen de vonnissen in de zaak onder zaaknummer 54524/ HA ZA 03-177 (de vrijwaringszaak).

    4.1.2. Aangezien een voeging van zaken – in dit geval een voeging van de hoofdzaak met de vrijwaring – de zelfstandigheid van die zaken onverlet laat, geldt ook voor KI Limburg dat zij het hoger beroep van [X.] c.s. tegen haar niet kon benutten voor een incidenteel appel harerzijds dat niet de zaak tussen [X.] c.s. en haar betreft maar de vrijwaringszaak tussen haar en KI Brabant. KI Limburg zal daarom in haar incidenteel appel niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover dit is gericht tegen het eindvonnis in de vrijwaringszaak. Ten aanzien van de op de vrijwaring betrekking hebbende (voorwaardelijke) grief heeft KI Limburg overigens bij het pleidooi te kennen gegeven dat zij bij die grief geen belang meer had en deze grief daarom introk, zodat KI Limburg ook om die reden in zoverre niet-ontvankelijk zou zijn geweest in het incidenteel hoger beroep.

    4.1.3. Gelet op het voorgaande staat in hoger beroep derhalve uitsluitend nog de hoofdzaak ter discussie. Aangezien [X.] c.s. in die hoofdzaak voorts geen grief hebben gericht tegen het tussenvonnis van 4 juni 2003, zullen zij ook in zoverre in hun hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

    de zaak onder zaaknummer 52237/ HA ZA 02-680 (de hoofdzaak)

    4.2.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

    In februari 1997 is in Nederland de klassieke varkenspest (kvp) uitgebroken.

    Op 24 februari 1997 is sperma van de beer [beernummer 1.] ([sprongnummer]), afkomstig van het KI-station [vestigingsplaats B.], via KI Limburg (KI station [vestigingsplaats A.]) – waarvan [X.] c.s. altijd het sperma kreeg - geleverd aan het bedrijf van [X.].

    Het KI station [vestigingsplaats B.] viel onder de directe verantwoordelijkheid van KI Noord-Brabant. Het KI station [vestigingsplaats B.] was sinds de vaststelling van een besmetting met kvp op een bedrijf in [vestigingsplaats C.] op 4 februari 1997 gelegen in een zogenaamd beschermingsgebied. Er was in dat gebied sprake van een vervoersverbod van vee, er was geen vervoersverbod voor sperma.

    Op 7 maart 1997 is bij de beer [beernummer 1.] kvp vastgesteld.

    Dit heeft geleid tot de verdacht verklaring van in eerste instantie circa 300 bedrijven, waaronder het bedrijf van [X.].

    In de beschikking van 8 maart 1997 (kenmerk RVV 97/V445/Boek), waarbij het bedrijf van [X.] verdacht is verklaard (prod. 2 inl. dagv.), is vermeld dat de verdachtverklaring een gevolg was van de inseminatie met sperma van de beer [beernummer 1.].

    Van zeug [zeugnummer], die tweemaal was geïnsemineerd met sperma van de beer [beernummer 1.] ([sprongnummer]), zijn op 10 maart 1997 door of vanwege de RVV (Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees) bloedmonsters afgenomen. deze zeug bleek besmet met kvp.

    Bij beschikking van 25 maart 1997 (kenmerk RVV97/B 0679/Boek) zijn de varkens op het bedrijf van [X.] besmet verklaard. De varkens zijn op 26 maart 1997 geruimd.

    De rechtsbijstandverzekeraar van [X.] heeft bij brief van 25 augustus 1997 (prod. 7 inl. dagv) aan Varkensverbetering Zuid B.V. te [vestigingsplaats F.] namens [X.] laatstgenoemd bedrijf aansprakelijk gesteld voor de schade ten gevolge van de kvp besmetting op het bedrijf van [X.], dit op grond van het feit dat die besmetting is veroorzaakt door het “van uw bedrijf te [vestigingsplaats A.] betrokken sperma”. Een afschrift van deze brief is toegezonden aan KI Limburg. KI Limburg is voorts bij brief van 18 september 1997 (prod. 5 inl. dagv.) rechtstreeks door de rechtsbijstandverzekeraar aansprakelijk gesteld. In deze brief stelt mr. Verjans dat [X.] van mening is dat KI Limburg toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens [X.].

    Op de brief van 25 augustus 1997 aan Varkensverbetering Zuid B.V. is gereageerd door Varkens KI Noord-Brabant B.V. bij brief van 3 september 1997 (prod. 4 mem.v.grieven). In deze brief, die voor KI Noord-Brabant is ondertekend door mr. [M.], juridische zaken, voor ir. [N.], directeur, schrijft KI Noord-Brabant:”In antwoord op uw brief van 25 augustus 1997 waarin u namens uw cliënt de heer [X.] …Varkens KI Noord-Brabant B.V. aansprakelijk stelt, deel ik u het volgende mee. ……… De correspondentie is vervolgens doorgezonden naar onze verzekeraar, te weten Interpolis. Interpolis zal in overleg met onze interne juridische afdeling uw brief verder in behandeling nemen.” Interpolis heeft bij brief van 21 november 1997 aan mr. Verjans bericht dat zij noch de dekking van KI Noord-Brabant onder de aansprakelijkheidsverzekering erkende noch de gestelde aansprakelijkheid van KI Noord-Brabant erkende.

    Bij brief van 21 december 2001 (prod. 8 inl. dagv.) heeft de huidige raadsvrouwe van [X.] c.s. in aansluiting op de brieven van 25 augustus 1997 en 18 september 1997 aan KI Limburg het volgende bericht: “Ondanks het feit dat het KI-station [vestigingsplaats B.] gelegen was in een gebied waarvoor een vervoersverbod gold c.q. een toezichtsgebied was is er op geen enkele wijze door u ingegrepen. De uitwisseling met het KI-station te [vestigingsplaats B.] is onverminderd doorgegaan. Naar de mening van mijn cliënte is er sprake van een onzorgvuldig handelen van Uw zijde, waaronder het niet adequaat optreden c.q. toezicht (te laten) houden op de herkomst van het sperma, dat gebruikt werd c.q. gebruikt zou gaan worden bij bedrijven gelegen buiten het toezichtsgebied c.q. onderzoek te (laten) verrichten naar mogelijke risico’s die zich zouden kunnen voordoen. Het vorenstaande klemt temeer, daar in de EU-richtlijnen het verboden is om sperma te exporteren vanuit een gebied waar varkenspest geldt en het niet valt in te zien waarom een dergelijk verbod “beperkt” zou blijven tot het buitenland. … Cliënte stelt U alsook Varkensverbetering Zuid B.V. en de RVV aansprakelijk.”

    Soortgelijke brieven zijn door de raadsvrouwe van [X.] c.s. op dezelfde datum gezonden aan Varkensverbetering Zuid B.V. en de RVV (prod. 10 en 12 inl. dagv.). In de drie brieven heeft de raadsvrouwe van [X.] c.s. verder vermeld:“Inmiddels is uit diverse publicaties, alsook uit het bedrijfsverslag van de RVV vast komen te staan dat het bedrijf van cliënte besmet is door de inseminatie met het besmette sperma. Duidelijk is uit het bedrijfsinformatierapport dat de beer [beernummer 1.] afwisselend ziekteverschijnselen heeft gehad vanaf 16 februari 1997.”

    Op de brief aan Varkensverbetering Zuid B.V. is een reactie gekomen van CVZ-Groep B.V. bij brief van 10 januari 2002. Op die brief heeft de raadsvrouwe van [X.] gereageerd bij brief van 13 juli 2002 aan “CVZ-Groep B.V., t.a.v. de weledelgestrenge heer mr. [M.]”. Bij deze brief doet de raadsvrouwe van [X.] c.s. aan mr. [M.] een kopie toekomen van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT