Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, President, 7 de Enero de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 7 de Enero de 2010
Uitgevende instantie:President

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Sector Bestuursrecht

Zittinghoudende te Amsterdam

zaaknummer: AWB 08/34644

V-nr: *

uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken

in het geding tussen:

eiser [naam], geboren [datum] in 1975, van Liberiaanse nationaliteit,

gemachtigde: mr. W. Frouws, advocaat te Utrecht,

en:

de staatssecretaris van Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. C. Brand, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 12 juni 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 29 mei 2008 tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000, afgewezen. Op 17 juni 2008 heeft eiser tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Op 25 september 2008 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen, gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar. Het bezwaar is bij besluit van 8 oktober 2008 ongegrond verklaard.

    Bij brief van 27 oktober 2008 heeft de rechtbank zowel eiser als verweerder bericht dat het ingediende beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit wordt geacht mede te zijn gericht tegen het inmiddels ontvangen reële besluit van 8 oktober 2008.

    Het onderzoek ter zitting is aangevangen op 27 februari 2009. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door mr. G.G.A.J. Adang, die heeft waargenomen voor de voornoemde gemachtigde. Namens verweerder is verschenen mr. T.J.W. Visser. Tevens was ter zitting aanwezig de [naam] referente. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

    Bij beslissing van 22 april 2009 is het onderzoek heropend en is de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 15 september 2009. Eiser daar verschenen, bijgestaan door mr. G.G.A.J. Adang. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was referente ter zitting aanwezig.

    De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

  2. Standpunten van partijen

  3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000. Ten eerste heeft referente niet aangetoond dat zij daadwerkelijk diensten in België en Duitsland (heeft) verricht, zodat zij niet kan worden aangemerkt als grensoverschrijdende dienstenverrichter als bedoeld in artikel 49 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG Verdrag). Tevens is niet aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden van referente substantieel zijn en dat er sprake is van reële en daadwerkelijke arbeid. Referente kan derhalve geen beroep doen op het arrest Carpenter van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) van 11 juli 2002 (C-60/00). Indien referente wél zou kunnen worden aangemerkt als dienstenverrichter in de zin van artikel 49 van het EG Verdrag, is niet aangetoond dat referente zal worden belemmerd in het uitoefenen van haar economische activiteiten, indien aan eiser geen verblijf zal worden toegestaan. Ten tweede is het arrest Metock van het HvJ-EG van 25 juli 2008 (C-127/08) niet van toepassing op de situatie van eiser. Weliswaar heeft referente een aantal maanden in België verbleven, maar eiser heeft niet bij referente in België verbleven. Om eiser te kunnen aanmerken als gemeenschapsonderdaan, dient hij op grond van het EG Verdrag met referente in België te hebben verbleven. Ten derde is niet aangetoond dat referente in 1986 een half jaar in Engeland heeft gewoond en gewerkt, zodat op grond hiervan niet kan worden geconcludeerd dat referente kan worden aangemerkt als gemeenschapsonderdaan. Ook indien dit wel zou worden aangetoond, kan eiser aan het verblijf van referente in Engeland geen verblijfsrecht ontlenen. Hij heeft immers niet met referente in Engeland verbleven op grond van het EG Verdrag. Tot slot heeft eiser met het enkel verwijzen naar de overgelegde stukken onvoldoende aangetoond dat in gelijke of vergelijkbare gevallen wel een verblijfsvergunning is verleend..

  4. Eiser heeft - zakelijk weergegeven - de volgende beroepsgronden tegen het bestreden besluit aangevoerd. Verweerder stelt ten onrechte dat referente niet kan worden aangemerkt als gemeenschapsonderdaan. Het eerste aanknopingspunt met het gemeenschapsrecht is dat referente tussen 1986 en 1991 in Engeland heeft gewoond en gewerkt.

    Ten tweede stelt eiser dat het gemeenschapsrecht in deze zaak van toepassing is vanwege het verblijf van referente gedurende vijf maanden in België. Eiser stelt zich in dat verband primair op het standpunt dat referente wel degelijk substantiële werkzaamheden in België heeft verricht en derhalve als zelfstandige in België werkzaam is geweest. Subsidiair stelt eiser dat dit voor de verkrijging van de status van gemeenschapsonderdaan niet noodzakelijk is. Ook als economisch niet-actieve heeft referente EU-rechten verkregen, aangezien voldaan is aan de eisen van artikel 7 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (Richtlijn 2004/38). Nu referente is teruggekeerd naar Nederland is zij te beschouwen als gemeenschapsonderdaan en kan haar echtgenoot zich op grond van artikel 3 van Richtlijn 2004/38 bij haar voegen. Verweerders interpretatie van Richtlijn 2004/38 is sinds...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT