Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Maastricht, 22 de Enero de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak22 de Enero de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Maastricht

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector strafrecht

parketnummer: 03/700268-09

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 januari 2010

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren [1979],

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.

Raadsman is mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te 's-Hertogenbosch.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 januari 2010, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: [slachtoffer] heeft verkracht dan wel zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld;

Feit 2: heeft geprobeerd zijn levensgezel [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld;

Feit 3: [slachtoffer] heeft bedreigd;

Feit 4: heeft geprobeerd - al dan niet met voorbedachten rade - [slachtoffer] te doden dan wel heeft geprobeerd zijn levensgezel [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld;

Feit 5: [slachtoffer] heeft verkracht.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij gebrek aan bewijs dient te worden vrijgesproken van de feiten onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 primair.

Zij heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de feiten onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 subsidiair en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de aangifte, de beschrijving van de forensisch arts en de bevindingen van de politie.

Op basis van de aangifte en de getuigenverklaringen kan feit 2 subsidiair bewezen worden verklaard.

Ten aanzien van feit 4 subsidiair en feit 5 heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige 1] en de bevindingen van de politie.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak van de feiten onder 1 primair en subsidiair, 2 primair, 3,

4 primair en subsidiair en 5 bepleit. Hij heeft daartoe betoogd dat aangeefster [slachtoffer] leugenachtige verklaringen heeft afgelegd.

Ten aanzien van de ten laste gelegde verkrachtingen heeft de raadsman aanvullend betoogd dat er geen sprake was van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Aangeefster [slachtoffer] heeft in eerste instantie niet over de door haar gestelde verkrachtingen verklaard. Pas achteraf heeft zij de seksuele handelingen in de context van verkrachting geplaatst. De uiterlijke verschijningsvorm van het gedrag van [slachtoffer] tijdens de seksuele handelingen lijkt een impliciete instemming in te houden met deze handelingen.

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten onder 2 subsidiair en 4 meer subsidiair.

3.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat is komen vast te staan dat [slachtoffer] in elk geval in de periode van 26 augustus 2007 tot en met maart 2009 een relatie met verdachte heeft gehad en dat [slachtoffer] en verdachte nadien ook nog contact met elkaar hadden. Zo zijn ze in de maand april 2009 samen naar de dochter van verdachte in Den Haag geweest om de verjaardag van de dochter te vieren.

Ten aanzien van feit 1 primair en feit 5:

Aan verdachte zijn twee verkrachtingen ten laste gelegd. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval. Bij een ontkennende verdachte, waarvan in de onderhavige zaak eveneens sprake is, brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (in casu het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat - op grond van inmiddels vaste rechtspraak - in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren.

Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank, bij gebrek aan bewijs, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting heeft begaan.

Ten aanzien van feit 5 heeft aangeefster [slachtoffer] een belastende verklaring tegen verdachte afgelegd, waarin zij heeft verklaard - kort gezegd - tweemaal tegen haar wil seks te hebben gehad met verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij beide keren seks met aangeefster heeft gehad, maar hij betwist dat dit tegen haar zin is gebeurd.

[slachtoffer] heeft verder niet alleen verklaard dat zij zich tijdens de seksuele handelingen niet heeft verzet, maar dat zij niets tegen verdachte heeft gezegd en tijdens de eerste maal seks heeft meegewerkt om, in haar bewoordingen: “het zo snel mogelijk achter zich te laten” (pagina’s 32 en 33 van het dossier).

Over de tweede maal seks heeft [slachtoffer] verklaard dat zij “wellicht niet heel stellig aan hem” (verdachte; griffier) heeft kenbaar gemaakt dat zij op dat moment geen seks met de verdachte wilde (pagina 36 van het dossier). Zij heeft gedaan alsof zij het lekker vond (pagina 37 van het dossier). Ze heeft niets meer gezegd en gedaan alsof ze klaar is gekomen (pagina 36 van het dossier).

[slachtoffer] heeft bovendien verklaard dat verdachte haar tijdens de tweede maal seks “de hele tijd” heeft gevraagd waar zij met haar gedachten was (pagina 36 van het dossier). Verder heeft [slachtoffer] ten aanzien van beide keren dat zij die nacht seks met elkaar hadden verklaard dat verdachte de seks wellicht als normale seks heeft ervaren (pagina 43 van het dossier).

Tenslotte heeft [slachtoffer] verklaard dat hij tegen haar heeft gezegd: “je bent zojuist niet klaar gekomen. Ik ga ervoor zorgen dat dat zo meteen wel gebeurt. Dan gaan we het afmaken”. Verdachte heeft ter...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT