Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Haarlem, 12 de Enero de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Enero de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Haarlem

RECHTBANK HAARLEM

Sector civiel

familie- en jeugdrecht

echtscheiding/tegenspraak

zaak-/rekestnr.: 147244/08-2149 (echtscheiding)

156978/09-1355 (verdeling)

beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 12 januari 2010

in de zaak van:

[naam man],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. H. Oomen, kantoorhoudende te Haarlem,

tegen

[naam vrouw],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. A.W.M. Willems, kantoorhoudende te Amsterdam.

1 Procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de beschikking van deze rechtbank van 6 oktober 2009 en de daarin genoemde stukken;

- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 12 november 2009;

- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 12 november 2009.

1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 november 2009 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. Oomen en de vrouw door mr. Willems.

3 Beoordeling

3.1 Bij beschikking van deze rechtbank van 6 oktober 2009 is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. De rechtbank heeft in die beschikking partijen -kort samengevat- verzocht om de navolgende informatie te verstrekken:

- de vrouw is verzocht om haar standpunt omtrent de uitleg van de huwelijkse voorwaarden voor wat betreft het daarin opgenomen facultatief verrekenbeding te onderbouwen, met name met een toelichting van de notaris die de betreffende akte huwelijkse voorwaarden heeft gepasseerd;

- partijen is verzocht gezamenlijk een deskundige voor te dragen voor de waardering van de ondernemingen van de man, waarbij partijen zich tevens zouden uitlaten over de wijze van waardering, de kosten die daarmee gemoeid zijn en over de verdeling van die kosten;

- partijen dienden zich voorts uit te laten over de vraag of zij bereid en in staat zijn in onderling overleg een makelaar opdracht te geven om de echtelijke woning op afzienbare termijn in de verkoop te zetten of dat de rechtbank een makelaar dient te benoemen.

Aan deze opdrachten hebben partijen gevolg gegeven, met uitzondering van de voordracht voor de waardering van de ondernemingen van de man. Partijen meenden beiden – naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden – dat het van belang is dat de rechtbank eerst een beslissing neemt over de uitleg van het tussen hen geldende verrekenbeding, zodat wordt voorkomen dat ter zake onnodige kosten worden gemaakt.

Hieronder zal de rechtbank achtereenvolgens behandelen de uitleg van het voornoemde verrekenbeding, het door de vrouw gevoerde pensioenverweer, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige dochter van partijen, het voorgezet gebruik van de echtelijke woning, de behoefte van de vrouw aan een partner- en kinderbijdrage en de draagkracht van de man.

facultatief verrekenbeding

3.2 Partijen zijn gehuwd nadat zij op [datum] 1984 huwelijkse voorwaarden hebben verleden ten overstaan van notaris [naam] te Amsterdam. In artikel 5 van deze huwelijkse voorwaarden is een (zogenaamd) facultatief verrekenbeding opgenomen. Partijen verschillen van mening over de uitleg van dit beding. De vrouw heeft verklaard dat, indien haar uitleg wordt gevolgd, zij haar verzoeken met betrekking tot de alimentatie en het pensioenverweer intrekt. De rechtbank zal daarom eerst een beslissing nemen over de uitleg van dit verrekenbeding.

3.3 In het genoemde verrekenbeding is het volgende bepaald:

“Aan het einde van ieder kalenderjaar kunnen de echtgenoten tezamen voegen datgene, wat ieder van hen in het afgelopen jaar uit het in dat jaar door ieder van hen genoten inkomen heeft overgelegd.

Het op deze wijze door gezamenlijke besparing verkregen bedrag zal door beide echtgenoten bij helfte worden verdeeld.

Het recht op verdeling vervalt wanneer partijen binnen zes maanden na afloop van het betrokken jaar hieromtrent geen regeling hebben getroffen.”

3.4 De rechtbank stelt voorop dat het op grond van vaste jurisprudentie bij de uitleg van bepalingen in huwelijkse voorwaarden aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635).

In het kader van deze maatstaf is allereerst de tekst van het artikel 5 van de huwelijkse voorwaarden van belang, waarbij door het opnemen van de woorden “kunnen” en “regeling” in dit artikel er – naar de letter van deze bepaling – geen verplichting tot jaarlijkse verrekening tussen partijen ontstaat, maar alleen de mogelijkheid om te verrekenen als beide echtgenoten dit wensen.

3.5 Naast deze bewoordingen van de huwelijkse voorwaarden zijn voor de uitleg verder van belang de omstandigheden waaronder deze zijn gemaakt en de wederzijds kenbare bedoelingen van partijen.

In dit kader heeft de man verklaard dat hij op advies van zijn ouders heeft gekozen voor het opmaken van huwelijkse voorwaarden. De man betwist dat het opmaken van huwelijkse voorwaarden alleen was ingegeven door het feit dat de man een erfenis verwachtte. Volgens de man hebben partijen bewust voor het facultatieve verrekenbeding gekozen, met als doel dat desgewenst vermogen van de ene partij naar de andere kon worden overgeheveld zonder schenkingsrechten te betalen. De notaris gaf destijds aan dat dit juist bij een Amsterdams verrekenbeding niet mogelijk was, aldus nog steeds de man.

De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT