Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank 's-Gravenhage, 26 de Noviembre de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Noviembre de 2009
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Nevenzittingsplaats Haarlem

zaaknummers: AWB 09/35460 (voorlopige voorziening)

AWB 09/35458 (beroep)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 november 2009

in de zaken van:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum], van Afghaanse nationaliteit,

verzoeker,

gemachtigde: mr. M. Spapens, advocaat te Amsterdam,

tegen:

de staatssecretaris van Justitie,

verweerder,

gemachtigde: mr. A.H. Kras, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te

’s-Gravenhage.

  1. Procesverloop

    1.1 Verzoeker heeft op 26 augustus 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 30 september 2009 afgewezen. Verzoeker heeft tegen het besluit op 30 september 2009 beroep ingesteld.

    1.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep de werking van het besluit niet opschort. Verzoeker heeft op 30 september 2009 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.

    1.3 Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

    1.4 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 12 november 2009. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

  2. Overwegingen

    2.1 Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    2.2 Ingevolge artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.

    2.3 In de hoofdzaak toetst de voorzieningenrechter het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.

    2.4 Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend op de in artikel 29 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) genoemde gronden.

    2.5 Ingevolge artikel 31 Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Bij de beoordeling worden de in artikel 31, tweede lid, Vw bedoelde omstandigheden betrokken.

    2.6 Ingevolge artikel 3.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) kan verweerder ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verlenen onder een beperking verband houdend met verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling. Verweerder heeft in B14 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) aangegeven op welke wijze hij van deze bevoegdheid gebruik maakt.

    2.7 Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Verzoeker behoort tot de [naam]-bevolkingsgroep en is afkomstig uit [plaatsnaam], regio Uruzgan in Afghanistan. Verzoeker heeft als schaapherder in [naam] gewerkt voor verschillende opdrachtgevers. Toen de Taliban schapen begon te stelen uit de kudde die verzoeker moest hoeden, werd verzoeker daarop aangekeken door zijn opdrachtgevers. Hij heeft zich tot de politie gewend, zonder resultaat. Na de eerste diefstal is verzoeker met een collega gewapend de schapen gaan bewaken. Toen opnieuw schapen gestolen dreigden te worden door de Taliban, hebben eiser en zijn collega schoten gelost, waarbij vier doden, Taliban, zijn gevallen. Verzoeker wordt sindsdien door de Taliban gezocht en vreest te worden gedood, omdat de Taliban hem verantwoordelijk houden voor de dood van de vier mensen. Verzoeker is daarop naar Pakistan gevlucht. In Pakistan was verzoeker ook niet veilig, omdat de Taliban ook daar aanwezig zijn in vluchtelingenkampen. Zijn oom heeft hem geholpen uit Pakistan te vertrekken.

    2.8 Verweerder heeft de aanvraag, kort samengevat, afgewezen omdat het asielrelaas van verzoeker ongeloofwaardig wordt geacht. Daarbij heeft verweerder de omstandigheid als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw betrokken. Verzoeker heeft geen documenten ter onderbouwing van zijn reisroute en vluchtrelaas overgelegd. Verzoeker heeft onvoldoende meegewerkt aan de vaststelling van de reisroute. Van verzoekers relaas gaat evenmin een positieve overtuigingskracht uit, gelet op de vage, tegenstrijdige en wisselende verklaringen die verzoeker heeft afgelegd. Dat verzoeker analfabeet en minderjarig is, maakt dit niet anders. De door verzoeker aangevoerde redenen voor zijn vertrek vormen onvoldoende grond voor het vluchtelingenschap. Het beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Europese Richtlijn 2004/83/EG inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft (Definitierichtlijn) slaag niet. Hoewel uit het ambtsbericht inzake Afghanistan van 15 april 2009 blijkt dat de veiligheidssituatie in Afghanistan is verslechterd, wordt er geen categoriaal beschermingsbeleid gevoerd voor asielzoekers afkomstig uit Afghanistan. Daarnaast komt verzoeker niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het bijzondere beleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers, nu gebleken is dat in het land van herkomst adequate opvang aanwezig is.

    2.9 Verzoeker heeft in beroep, samengevat en waarbij de zienswijzen van 28 en 29 september 2009 als herhaald en ingelast worden beschouwd, het volgende aangevoerd. De verstandhouding tussen de tolk en verzoeker tijdens het nader gehoor was moeilijk. Verweerder heeft bij de beoordeling van de toerekenbaarheid van het ontbreken van documenten onvoldoende rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verzoeker. Verzoeker zou wegens zijn [naam]-afkomst mogelijk een gemakkelijk doelwit zijn om mee af te rekenen. Verzoeker is analfabeet en heeft moeite met data. Verweerder heeft in het bestreden besluit ten onrechte geen acht geslagen op de zienswijze van 29 september 2009. De beschikking is derhalve onzorgvuldig tot stand gekomen. Ten onrechte heeft verweerder het ontbreken van documenten ten aanzien van verzoekers reisroute en asielrelaas tegengeworpen. De verklaringen van verzoeker zijn innerlijk consistent en niet onaannemelijk en stroken met hetgeen bekend is over de algemene situatie in Afghanistan. Verweerder heeft bij de beoordeling van de positieve overtuigingskracht te weinig rekening gehouden met de leeftijd van verzoeker en met de Afghaanse cultuur. Ten aanzien van verzoekers beroep op artikel 15, aanhef en onder c, Definitierichtlijn, verwijst verzoeker naar informatie van de UNHCR dat bij de zienswijze van 29 september 2009 is overgelegd, waaruit blijkt dat veel kinderen worden vermoord en slecht worden behandeld. Ook wordt er melding van gemaakt dat ze worden misbruikt voor zelfmoordaanslagen en dat er sprake is van ronselen van kinderen door gewapende groepen, waaronder de Taliban. Dit wordt ook door het ambtsbericht van maart 2009 bevestigd. Verzoeker verwijst in dit verband naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 29 september 2009 (AWB 09/31344). Voorts is verzoeker van mening dat het ambtsbericht van maart 2009 aanleiding geeft om een categoriaal beschermingsbeleid te gaan voeren. Verzoeker verwijst in dit verband naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam van 18 september 2009 (AWB 09/30855).

    De voorzieningenrechter overweegt als volgt.

    2.10 Ten aanzien van de stelling van verzoeker dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op de aanvullende zienswijze van 29 september 2009 waardoor het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, het volgende. Op grond van artikel 3.116, tweede lid, Vb, brengt de vreemdeling zijn zienswijze binnen twee weken schriftelijk naar voren, tenzij onze Minister voornemens is de aanvraag af te wijzen binnen 48 procesuren, in welk geval artikel 3.117 van toepassing is. Ingevolge artikel 3.116, derde lid, Vb vangt de termijn genoemd in het tweede lid aan direct na de uitreiking van het voornemen. Ingevolge artikel 3.116, vierde lid, Vb is de schriftelijke zienswijze tijdig bij Onze Minister ontvangen ingediend, indien deze voor...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT