Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Rotterdam, 3 de Febrero de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 3 de Febrero de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 315702 / HA ZA 08-2354

Vonnis van 3 februari 2010

in de zaak van

de naamloze vennootschap

[x],

gevestigd te [adres],

eiseres in vrijwaring,

advocaat mr. E.J. Eijsberg,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[y],

gevestigd te [adres],

gedaagde in vrijwaring,

advocaat mr. M.A.T. Schroots.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - de dagvaarding, met producties;

    - de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;

    - de conclusie van antwoord in het incident;

    - het vonnis van 24 december 2008, waarbij het [gedaagde] is toegestaan [a ] en [b ], beiden wonende te [adres] (hierna: [a ]), in vrijwaring op te roepen;

    - de conclusie van antwoord, met producties;

    - de conclusie van repliek, met een productie;

    - de conclusie van dupliek.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  2. De feiten

    Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:

    2.1. ING Bank N.V. (hierna: ING) heeft in mei 1997 in twee delen een hypothecaire geldlening verstrekt aan [a ] Omdat [a ] niet aan hun verplichtingen uit hoofde van de hypothecaire geldlening voldeden, heeft ING bij brief van 2 mei 2006 aan [eiser] opdracht gegeven over te gaan tot executoriale verkoop van het onderpan[adres].

    2.2. Per brief van 10 juli 2006 heeft [eiser] [gedaagde] de volgende opdracht verstrekt:

    “Hierbij verzoek ik u wederom om collegiale samenwerking inzake de voorgenomen executieveiling van [adres], eigendom van [a ] en [b ].

    Met uw goedvinden wil ik de gebruikelijke afspraken maken, zoals:

    Mijn kantoor zal zorgdragen voor:

  3. Het veilingschema, advertentie, volmacht;

  4. Het proces-verbaal van inzet en afslag, eventuele aktes de command, gunning, kwijting, enz.

  5. Het contact met ING Bank N.V.

    Uw kantoor zal zorgdragen voor:

  6. Het plaatsen van de advertentie (aanplakken indien plaatselijk gebruik), het uitbrengen van exploiten, het organiseren van de veiling ter plaatse, waaronder het huren van een veilinglokaal, het houden van de zitting, de afslager, (mogelijke bezichtiging van het onderpand, fotomateriaal enz.). (…)

  7. Het contact met aspirant-kopers, het ontvangen van en uitbetaling/verdeling van de koopsom, het verzorgen van royementsvolmachten en royementsakten, waarborgsommen enz. (…)

    Alle stukken, waaronder een kopie van de geplaatste advertentie en kopieën van de uitgebrachte exploiten, onderhandse biedingen enz. verzoek ik u aan mij, ter doorzending aan ING Bank N.V., te doen toekomen. (…)”

    [gedaagde] heeft deze opdracht aanvaard bij brief van 11 juli 2006.

    2.3. [gedaagde] heeft vervolgens, op basis van opgaven van ING en [eiser] (aanzeggings-)exploten uitgebracht en een concept proces-verbaal opgesteld. Daarin is uitgegaan van de twee door ING opgegeven leningdelen.

    2.4. De bungalow is geveild op 19 september 2006. De opbrengst bedroeg € 620.000,--.

    2.5. Per brief van 21 september 2006 heeft [eiser] aan [gedaagde] doorgezonden de gunningbrief met aflossingsnota van ING van dezelfde datum. De totalen van deze aflossingsnota’s bedragen € 243.484,54 resp. € 216.234,66, totaal derhalve € 459.719,20.

    2.6. Op 25 oktober 2006 heeft [gedaagde] aan [eiser] een concept eindafrekening gestuurd. Volgens dit concept wordt van de netto-veilingopbrengst aan ING betaald – conform de onder 2.4 genoemde aflossingsnota’s, vermeerderd met dagrente – een bedrag van € 459.783,87, en aan de overige belanghebbenden (beslagleggers en [a ]) een bedrag van € 154.041,14.

    2.7. Op 1 november 2009 vernam [eiser] van ING dat er nog een derde leningdeel van in totaal € 313.261,75 bestond. Op diezelfde dag is door [gedaagde] de akte van kwijting gepasseerd, waarbij de koopsom is gestort op de derdenrekening van [gedaagde].

    2.8. In een e-mailbericht van 24 oktober 2006 heeft [gedaagde] [eiser] voor de eerste maal gevraagd om de beschikking ex artikel 3:270 lid 3 BW. [gedaagde] heeft dit verzoek herhaald bij e-mail van 9 november, 23 november en 15 december 2006. Vervolgens heeft [gedaagde] per e-mail van 19 december 2006 aan [eiser] geschreven:

    “Hierbij vraag ik nogmaals aa[adres]. Partijen wachten nu al 7 weken op het geld uit de veiling. Wat is de reden dat de benodigde verklaring nog niet is afgegeven door de Rechtbank? Ik word regelmatig gebeld door de voormalig eigenaar en zijn schuldeisers met deze vraag. Is dit dossier voor Kerst af te ronden?”

    2.9. Bij verzoekschrift ex artikel 3:270 lid 3 BW van 15 november 2006, door de rechtbank ’s-Hertogenbosch ontvangen op 20 november 2006, is de voorzieningenrechter in die rechtbank verzocht goed te keuren de verklaring van ING dat zij op 2 november 2006 van [a ] nog te vorderen had een bedrag van

    “773.166,57 plus rente p.m., althans het bedrag dat onder de notaris rust, welk bedrag door de [notaris] aan ING uitgekeerd kan worden, uit de door de koper onder de notaris gestorte koopsom betreffende de litigieuze onroerende zaak.”

    Bij beschikking van 8 december 2006 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank ’s-Hertogenbosch de verklaring van ING goedgekeurd. Bij faxbericht van 19 december 2006 heeft [eiser] de beschikking aan [gedaagde] toegezonden.

    2.10. Op 20 resp. 21 december 2006 heeft [gedaagde] aan ING betaald een bedrag van € 459.783,87 en aan beslagleggers en [a ] een bedrag van € 154.041,14.

    2.11. Bij dagvaarding van 27 mei 2008 heeft ING [eiser] aangesproken tot betaling van € 154.041,14, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 26 februari 2007 en met kosten (hierna: de hoofdzaak). [eiser] heeft vervolgens een incidentele vordering ingesteld tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde], welke vordering is toegewezen bij incidenteel vonnis van de rechtbank [adres] van 3 september 2008.

    2.12. Bij vonnis van 13 mei 2009 heeft de rechtbank Rotterdam [eiser] in de hoofdzaak veroordeeld:

    - aan ING te betalen een bedrag van € 154.041,14...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT