Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 19 de Febrero de 2010

Datum uitspraak19 de Febrero de 2010
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

19 februari 2010

Eerste Kamer

09/05023

EE/IS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[Verzoekster],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. G.E.M. Later,

t e g e n

DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM,

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

  1. Het geding in feitelijke instantie

    De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van van 6 augustus 2009 ten aanzien van betrokkene een voorwaardelijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden, onder de voorwaarde dat betrokkene zich onder behandeling stelt.

    De geneesheer-directeur van het psychiatrische ziekenhuis als bedoeld in art. 14a lid 5 BOPZ heeft bij beslissing van 11 september 2009 op de voet van art. 14d BOPZ beslist betrokkene te laten opnemen in dat psychiatrisch ziekenhuis.

    De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam heeft, op verzoek van betrokkene en onder overlegging van de genoemde beslissing van de geneesheer-directeur, op 22 september 2009 de rechtbank verzocht te beslissen omtrent de beslissing van de geneesheer-directeur.

    Nadat de rechtbank betrokkene, bijgestaan door haar raadsvrouwe, alsmede de psychiater op 6 oktober 2009 had gehoord, heeft zij bij tussenbeschikking van diezelfde datum de officier van justitie verzocht een verslag van een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek over te leggen.

    De officier van justitie heeft bij brief van 13 oktober 2009 een schrijven van de (waarnemend) geneesheer-directeur van 8 oktober 2009 overgelegd. De raadsvrouwe van betrokkene heeft bij brief van 20 oktober 2009 zich daarover schriftelijk over uitgelaten.

    Bij eindbeschikking van 22 oktober 2009 heeft de rechtbank de beslissing van de geneesheer-directeur van 11 september 2009 tot opname van betrokkene gehandhaafd.

    De beschikkingen van de rechtbank zijn aan deze beschikking gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen beide beschikkingen van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.

  3. Beoordeling van het middel

    De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad verwerpt het beroep.

    Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 19 februari 2010.

    09/05023

    Mr. F.F. Langemeijer

    Parket, 15 januari 2010

    Conclusie inzake:

    [Verzoekster]

    tegen

    Officier van Justitie te Amsterdam

    In deze Bopz-zaak heeft na een voorwaardelijke machtiging de geneesheer-directeur alsnog besloten tot opneming van de patiënt in het psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft deze vrijheidsbeneming in stand gelaten. Daartegen komt het cassatiemiddel op, met klachten over het geneeskundig onderzoek en motiveringsklachten.

  5. De feiten en het procesverloop

    1.1. Bij beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 6 augustus 2009 is ten aanzien van thans verzoekster tot cassatie (hierna: betrokkene) een voorwaardelijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden (art. 14a Wet Bopz). De rechtbank achtte destijds voldoende aannemelijk dat betrokkene door een stoornis van de geestvermogens, te weten een schizoaffectieve stoornis, gevaar veroorzaakt. Het betreft met name het gevaar dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde gaat, gevaar voor ernstige zelfverwaarlozing en gevaar dat betrokkene door haar hinderlijk gedrag agressie van anderen tegen zichzelf oproept.

    1.2. Op 11 september 2009 heeft de (waarnemend) geneesheer-directeur van het in het behandelingsplan aangewezen psychiatrisch ziekenhuis(1) betrokkene doen opnemen in dit ziekenhuis en wel: op de grond dat buiten de inrichting het gevaar niet langer kan worden afgewend door naleving van de voorwaarden (art. 14d lid 1 Wet Bopz)(2). Ingevolge het bepaalde in art. 14d lid 2 Wet Bopz geldt de voorwaardelijke machtiging vanaf dat moment als een voorlopige machtiging. In de kennisgeving als bedoeld in art. 14d lid 2 is vermeld:

    "Er doet zich een gevaarlijke situatie voor, ondanks dat u zich houdt aan de voorwaarden van uw behandelplan zoals door de rechter vastgesteld. U bent verward en bent het overzicht over verschillende zaken kwijtgeraakt. Uw handelen is chaotisch en u neemt daardoor u[w] medicijnen niet volgens voorschrift in. Als gevolg daarvan gaat uw lichamelijke toestand achteruit, u heeft fors oedeem aan de benen.

    Het gevaar bestaat verder dat u, door uw grillig, hinderlijk en onaangenaam gedrag, agressie van anderen oproept.

    Uw Voorwaarlijke Machtiging die mede als doel heeft een ziekenhuisopname overbodig te maken, blijkt aldus onvoldoende garantie te bieden om dit doel te bereiken. (...)"

    1.3. Betrokkene heeft de officier van justitie verzocht op de voet van art. 14e lid 1 Wet Bopz...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT