Voorlopige voorziening+bodemzaak van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 24 de Noviembre de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak24 de Noviembre de 2009
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector familie

Zaaknummer : 105.006.815/01

Rolnummer (oud) : C07/950

Rolnummer rechtbank : HAZA 06-2049

arrest van de familiekamer d.d. 24 november 2009

inzake

[de vrouw],

wonende te Rotterdam,

appellante, tevens geïntimeerde in het incidenteel beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. A.K.J. Plaisier te Rotterdam,

tegen

[de man],

wonende te Rotterdam,

geïntimeerde, tevens appellant in het incidenteel beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. E.J.M. van Daalhuizen te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 3 augustus 2007 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van 6 juni 2007 van de rechtbank te Rotterdam tussen de partijen gewezen.

Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.

Bij memorie van grieven (met productie) heeft de vrouw één grief aangevoerd.

Bij memorie van antwoord (met producties) heeft de man de grief bestreden. Tevens heeft hij incidenteel hoger beroep ingesteld onder aanvoering van twee grieven.

Bij memorie van antwoord in het incidentele hoger beroep heeft de vrouw de grieven bestreden.

De partijen hebben hun procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

  1. Tegen de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld onder 2 in het bestreden vonnis is niet opgekomen, zodat het hof in dit hoger beroep van die feiten uitgaat.

  2. Het hof behandelt eerst het principaal beroep. De grief betreft de beslissing van de rechtbank ter zake de door de vrouw gevorderde vergoeding van € 150.000, - ter verrekening van het in de woning [gelegen] te Rotterdam opgebouwde vermogen, welke woning eigendom van de man is. Volgens de rechtbank heeft de vrouw niet aangevoerd dat zij gelden voor de waardevermeerdering voor de woning heeft ingebracht. Dit betekent, dat de vrouw geen rechten kan doen gelden op eventueel in die woning opgebouwd vermogen. Niet is gebleken dat partijen – al dan niet stilzwijgend – anders zijn overeengekomen met betrekking tot deze woning. Het feit dat partijen samenwoonden en ook de vrouw een deel van de huishoudelijke kosten voor haar rekening nam, maakt het vorenstaande niet anders, aldus de rechtbank. De rechtbank wijst de verrekeningsvordering van de vrouw af.

  3. In hoger beroep stelt de vrouw wederom dat ten deze sprake is van een stilzwijgende overeenkomst tot verrekening en/of een stilzwijgende overeenkomst tot gemeenschap en/of de man zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt dan wel de vrouw naar redelijkheid en billijkheid recht heeft op een verrekening van het in het registergoed opgebouwde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT