Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, President, 21 de Enero de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak21 de Enero de 2010
Uitgevende instantie:President

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Sector Bestuursrecht

Zittinghoudende te Amsterdam

zaaknummer: AWB 09/14695

V-nr: *

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken

in het geding tussen:

eiser [naam], van Marokkaanse nationaliteit,

gemachtigde: mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam,

en:

de staatssecretaris van Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. J.M. Agtersloot, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.

  1. Procesverloop

    Bij inmiddels onherroepelijk geworden besluit van 1 juni 2007 is eiser ongewenst verklaard ex artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000. Bij besluit van 18 februari 2009 heeft verweerder het verzoek van eiser van 5 februari 2009 tot tijdelijke opheffing van de ongewenstverklaring afgewezen. Het daartegen ingestelde bezwaar is bij besluit van 14 april 2009 ongegrond verklaard. Op 22 april 2009 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2010. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.

    De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

  2. Overwegingen

    1.1. Ingevolge artikel 6.7 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 kan verweerder in zeer uitzonderlijke en dringende gevallen de ongewenstverklaring tijdelijk opheffen. Aan de tijdelijke opheffing worden voorwaarden gesteld omtrent de plaats van binnenkomst en de duur van het verblijf in Nederland.

    1.2. Verweerder heeft zijn beleid ten aanzien van de toepassing van deze bepaling neergelegd in hoofdstuk A5/5 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000. In paragraaf A5/5.4 van de Vc 2000 is een niet uitputtende lijst van verblijfsdoelen neergelegd die kunnen leiden tot tijdelijke opheffing van de ongewenstverklaring. Eén van de genoemde verblijfsdoelen is de overkomst voor een eigen rechtszaak. In een civiele of een vreemdelingenrechtelijke zaak kan in beginsel worden volstaan met de gemachtigde van de vreemdeling. In andere zaken geldt dat alleen wanneer de rechtbank vindt dat de vreemdeling aanwezig moet zijn of, als een gemachtigde niet kan volstaan, overkomst van de vreemdeling noodzakelijk is. De opheffing van de ongewenstverklaring dient beperkt te blijven tot de tijd waarin de aanwezigheid van de vreemdeling bij de zaak is vereist.

    1.3. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft - voor zover hier van belang - een ieder bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn en door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij wet is ingesteld. Blijkens het derde lid, onder c, van dit artikel heeft een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld in het bijzonder onder meer het recht om zichzelf te verdedigen of...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT