Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Amsterdam, 18 de Noviembre de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Noviembre de 2009
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 426576 / HA ZA 09-1401

Vonnis van 18 november 2009

in de zaak van

[A],

in hoedanigheid van bewindvoerder van [B],

wonende te --,

eiser,

advocaat mr. R.J. Skála,

tegen

  1. [C],

    wonende te --,

    gedaagde,

    advocaat mr. J.W. Elzinga-Snoek,

  2. [A],

    wonende te --,

    gedaagde,

    advocaat mr. H.W. Bos-Hagens.

    Partijen zullen hierna – gelet op de gemeenschappelijke achternaam – bij hun voornaam worden aangeduid. Degene voor wie de onderhavige vordering is ingesteld zal [B] worden genoemd en gedaagden respectievelijk [C] en [A].

  3. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - de gelijkluidende dagvaardingen van 14 april 2009;

    - de akte overlegging producties;

    - de conclusie van antwoord van de zijde van [C] met producties;

    - de conclusie van antwoord van de zijde van [A] met producties;

    - het tussenvonnis van 12 augustus 2009 waarin ambtshalve een comparitie van partijen is bepaald;

    - het proces-verbaal van comparitie van 5 oktober 2009 met de daarin genoemde processtukken en de aangehechte brief van mr. Elzinga-Snoek van 20 oktober 2009.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  4. De feiten

    Feitelijke achtergrond van het geschil

    2.1. [B] is de zoon van [A]. [A] en [C] zijn broers.

    2.2. [A] heeft bij onderhandse schuldbekentenis van 22 mei 1979 verklaard aan [C] schuldig te zijn wegens te leen ontvangen gelden een bedrag van NLG 200.000,00 (EUR 90.756,04). Bij vonnis van 10 augustus 1984 van de rechtbank Groningen is [A] veroordeeld tot terugbetaling aan [C] van dit bedrag, vermeerderd met rente en kosten. [A] heeft niet aan dit vonnis voldaan.

    2.3. [B] lijdt aan de ziekte schizofrenie. Deze ziekte is in 2003/2004 vastgesteld. Op advies van zijn behandelende artsen is beschermingsbewind ten behoeve van de vermogensrechtelijke belangen van [B] ingesteld, waarbij [A] als bewindvoerder is aangesteld. [A] is op 20 januari 2005 persoonlijk failliet verklaard met aanstelling van mr. Pasma te Harlingen als curator. Hierna is [A], bij beschikking van 6 april 2005, als bewindvoerder ontslagen en is mr. Skála als nieuwe bewindvoerder aangesteld. Het faillissement van [A] is op 7 november 2006 opgeheven wegens gebrek aan baten en op 14 mei 2007 is [A] wederom als bewindvoerder van [B] aangewezen.

    2.4. [B] is eigenaar van de woning gelegen aan de Naarderweg 9 te Blaricum (hierna: de woning). [B] staat op dit adres ingeschreven maar woont sinds 2004 in een beschermde woonvorm in Almere. [B] en [A] hebben op 30 september 2006 een op schrift gestelde huurovereenkomst gesloten met betrekking tot het souterrain van de woning. [A] woont thans nog in de woning en staat op het adres van de woning ingeschreven, evenals de moeder van [B], mevrouw [D]. [B] verblijft met regelmaat bij zijn ouders in de woning.

    2.5. [C] heeft op 16 januari 2009 uit kracht van het vonnis van de rechtbank Groningen van 10 augustus 1984 executoriaal beslag doen leggen op een groot aantal zaken die zich bevonden in de woning. Op 20 januari 2009 zijn de goederen in gerechtelijke bewaring gegeven. Op diezelfde datum heeft de deurwaarder [A] bij exploot aangezegd dat de verkoop van de in beslag genomen roerende zaken zal worden gehouden op

    27 februari 2009.

    2.6. Naar aanleiding van het door [C] gelegde executoriale beslag en de aangekondigde openbare verkoop van de goederen heeft [B] een executiegeschil aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Bij vonnis van 26 februari 2009 heeft de voorzieningenrechter de executie van de openbare verkoop van de in beslaggenomen goederen geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak door de bodemrechter is beslist danwel totdat partijen het onderling eens zijn geworden. Hierbij is als voorwaarde opgenomen dat [B] binnen zes weken na betekening van het kort geding vonnis een bodemprocedure aanhangig diende te maken.

    Betekening van het vonnis van 10 augustus 1984

    2.7. De toenmalige advocaat van [C], mr. A. Dijkgraaf, heeft op of rond 21 maart 1995 deurwaarder W. Feenstra te Groningen verzocht een exploot stuiting der verjaring te betekenen aan [A]. In zijn brief van 10 april 1995 schrijft de deurwaarder, voorzover hier relevant:

    “Ingevolge Uw verzoek van 21 maart 1995 heb ik meermalen geprobeerd het exploit stuiting der verjaring in persoon te betekenen aan de heer [A], wonende te Amsterdam, doch ook vaak verblijvende te Haren.

    Aan het adres De Brinken 20 te Haren, alwaar de Classic Art Galery is gevestigd, werd mij ten stelligste meegedeeld dat [A] aan de Oosterweg 42 aanwezig zou zijn. Aan dit adres heb ik nimmer iemand aangetroffen, behalve zaterdag 8 april 1995 te plm. 16.00 uur, toen ik een zoon sprak. Deze deelde mede niet te weten waar zijn vader zou zijn en hoe deze te bereiken is.

    Het mij ter hand gesteld exploit d.d. 9 maart 1995 zend ik U hierbij terug.”

    2.8. Bij brief van 12 juni 2003 heeft mr. E. Tj. van Dalen, destijds de advocaat van [C], aan [C] geschreven, voor zover hier van belang:

    “Zoals ik telefonisch al aan uw zoon heb laten weten, ben ik erin...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT