Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Utrecht, 10 de Marzo de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak10 de Marzo de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 253298 / HA ZA 08-1659

Vonnis van 10 maart 2010

in de zaak van

de vennootschap onder firma

[eiseres] V.O.F.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

eiseres,

advocaat: mr. J.M. van Noort,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SNS PROPERTY FINANCE B.V.,

gevestigd te Leusden,

gedaagde,

advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker.

Partijen zullen hierna [eiseres] en Bouwfonds genoemd worden.

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 22 oktober 2008;

    - het proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2009 en de ter gelegenheid daarvan door [eiseres] bij brief van 9 maart 2009 toegezonden producties;

    - de akte bewijsaanbod van Bouwfonds;

    - de conclusie van repliek;

    - de conclusie van dupliek;

    - de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnota van [eiseres].

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  2. De feiten

    2.1. [bedrijf 1] V.O.F. (hierna: [bedrijf 1]) heeft de volgende drie vennoten:

    - [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2]);

    - Edo Bouw B.V.;

    - Jawel Bouw B.V. (hierna: Jawel Bouw).

    2.2. [eiseres] heeft de volgende drie vennoten:

    - Participatiemaatschappij Deventer I B.V. (hierna: PMD);

    - Edo Projectontwikkeling B.V. (hierna: Edo Projectonwikkeling);

    - Jawel Ontwikkeling B.V. (hierna: Jawel Ontwikkeling).

    2.3. [bedrijf 3] V.O.F. (hierna: [bedrijf 3]) heeft de volgende vijf vennoten:

    - PMD;

    - Edo Projectontwikkeling;

    - Jawel Ontwikkeling;

    - P.V.P. Projectontwikkeling B.V.;

    - PMDS I B.V.

    2.4. Prinsegracht Project B.V. (hierna: Prinsegracht) en [bedrijf 1] hebben op 13 januari 2000 een overeenkomst van aanneming van werk, op 17 mei 2000 een overeenkomst inzake realisering van het project en op 17 december 2001 een aanvulling op de aannemingsovereenkomst gesloten. In deze aanvulling op de aannemingsovereenkomst heeft Prinsegracht zich verplicht tot ‘het leveren van een harde zekerheid voor het betalen van de aanneemsom’. De overeenkomsten hebben betrekking op de bouw van tien appartementen aan de Prinsegracht in Den Haag.

    2.5. Prinsegracht heeft ten behoeve van dit project een financieringsovereenkomst gesloten met Bouwfonds, waarbij zij overeengekomen zijn dat Bouwfonds een depot ter beschikking zou stellen ten behoeve van de betaling van crediteuren van Prinsegracht, waaronder [bedrijf 1]. Prinsegracht kwalificeerde dit depot als ‘harde zekerheid’. [bedrijf 1] eiste echter als ‘harde zekerheid’ een bankgarantie. Toen Prinsegracht weigerde een bankgarantie te verstrekken heeft [bedrijf 1] het werk stil gelegd en heeft zij op 27 augustus 2003 een (spoed)procedure aanhangig gemaakt bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw.

    2.6. Bij vonnis van 8 december 2003 hebben de arbiters Prinsegracht in het gelijk gesteld en zijn de overeenkomsten tussen [bedrijf 1] en Prinsegracht ontbonden voor het gedeelte dat de werkzaamheden nog niet waren verricht. Ook is in dat vonnis voor recht verklaard dat [bedrijf 1] geen retentierecht toekwam.

    2.7. [bedrijf 1] is van dit vonnis in hoger beroep gegaan. In het arbitraal tussenvonnis van 26 mei 2005 is het vonnis van 8 december 2003 vernietigd, wat afwijzing betekende van de vordering van Prinsegracht tot gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomsten met [bedrijf 1]. Het oordeel over de verklaring voor recht dat [bedrijf 1] geen retentierecht toekwam, is daarbij aangehouden.

    2.8. Gedurende de hierboven beschreven arbitrale procedure heeft Prinsegracht haar vordering op [bedrijf 1] gecedeerd aan Bouwfonds. Bouwfonds heeft van deze cessie mededeling gedaan aan [bedrijf 1] door op 31 augustus 2004 een kopie van de akte van cessie zowel per fax als per aangetekende post naar

    [bedrijf 1] te sturen.

    2.9. Op 20 december 2005 is een perceel bouwterrein in Sint Willebrord (hierna: het perceel) door Ruimte voor Ruimte C.V. verkocht aan [bedrijf 1] voor een bedrag van EUR 1.700.000,- exclusief BTW. In de koopovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

    “Juridische levering

    Artikel 6

  3. Het verkochte zal worden overgedragen met alle daarbij behorende rechten en aanspraken en vrij van beslagen, hypotheken en van inschrijvingen daarvan (…)

    Ingebrekestelling, verzuim, ontbinding en boete

    Artikel 13

  4. (…)

  5. Indien één van de partijen, na bij deurwaardersexploit in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht (8) dagen tekortschiet in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen – daaronder begrepen het niet tijdig betalen van de waarborgsom of het niet tijdig doen stellen van een correcte bankgarantie – is deze partij in verzuim en heeft de wederpartij de al dan niet subsidiaire keus tussen:

    a. uitvoering van de overeenkomst te verlangen, in welk geval de partij die in verzuim is na afloop van voormelde termijn van acht (8) dagen voor elke sedertdien ingegane dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van drie promille (3‰) van de koopprijs inclusief omzetbelasting; of

    b. de overeenkomst door een schriftelijke verklaring voor ontbonden te verklaren en betaling van een onmiddellijk opeisbare boete te vorderen van tien procent (10%) van de koopprijs inclusief omzetbelasting.”

    2.10. Uit de leveringsakte van het perceel van 21 december 2005 blijkt dat

    [bedrijf 1] het perceel tussentijds heeft doorverkocht aan [eiseres], waarbij het recht op levering van het perceel door [bedrijf 1] aan

    [eiseres] is gecedeerd. Op grond daarvan is de eigendom van het perceel op 21 december 2005 door Ruimte voor...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT