Voorlopige voorziening van Rechtbank 's-Gravenhage, Voorzieningenrechter, 25 de Febrero de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak25 de Febrero de 2010
Uitgevende instantie:Voorzieningenrechter

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Sector Bestuursrecht

Zittinghoudende te Amsterdam

zaaknummer: AWB 10/04907

V-nr:

uitspraak van de voorzieningenrechter

in het geding tussen:

verzoeker [naam], van (gestelde) Afghaanse nationaliteit,

gemachtigde: mr. P. Bouman, advocaat te Helmond,

en:

de staatssecretaris van Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. F.X. Cozijn, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.

  1. Procesverloop

    Op 7 februari 2010 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van dezelfde datum waarbij de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 is afgewezen. Voorts heeft verweerder besloten om verzoeker niet een verblijfsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 20000. Op 7 februari 2010 is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, waarbij is verzocht de uitzetting van verzoeker achterwege te laten totdat op het beroep zal zijn beslist.

    Het verzoek om een voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 19 februari 2010. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig B. Habiba, tolk in de Pasjtoe taal.

    De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

  2. Overwegingen

  3. De voorzieningenrechter zich allereerst gesteld voor de vraag of het onderhavige verzoek ontvankelijk is.

  4. Ingevolge artikel 8:81, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn in geval van een verzoek om een voorlopige voorziening - onder meer - de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb van overeenkomstige toepassing.

  5. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het bezwaar- of beroepschrift de gronden van het bezwaar of beroep.

    Ingevolge artikel 6:6 van de Awb kan, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

  6. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Procesregeling bestuursrecht 2008 van de sectoren bestuursrecht van de rechtbanken, geldig vanaf 1 juli 2008, in samenhang met de Bijlage betreffende AC-zaken (www.rechtspraak.nl), dienen de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT