Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank 's-Gravenhage, President, 19 de Febrero de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Febrero de 2010
Uitgevende instantie:President

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Sector Bestuursrecht

Zittinghoudende te Amsterdam

zaaknummers: AWB 09/10976 (beroep) AWB 09/11458 (voorlopige voorziening)

V-nr:

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter

in het geding tussen:

eiser [naam], van Algerijnse nationaliteit, eiser en verzoeker (hierna: eiser),

gemachtigde: mr. S. Mahabier, advocaat te Amsterdam,

en:

de staatssecretaris van Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. J.W. Kreumer, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.

  1. Procesverloop

    Eiser heeft op 5 juni 2008 bezwaar gemaakt tegen de ambtshalve weigering van verweerder om eiser een aanbod te doen op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov), neergelegd in het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2007/11. Bij besluit van 21 juli 2008 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het daartegen gerichte beroep (AWB 08/26481) is door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem op 11 december 2008 gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank verweerder opgedragen binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift.

    Op 27 maart 2009 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Bij besluit van 20 maart 2009, verzonden op 27 maart 2009, heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Het besluit vermeldt onder meer de rechtsgevolgen dat eiser na bekendmaking van het besluit niet meer rechtmatig in Nederland verblijft en dat eiser Nederland uit eigen beweging onmiddellijk moet verlaten. Volgens het besluit schort het beroep de rechtsgevolgen niet op. Bij brief van 30 maart 2009 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.

    Bij brief van 8 april 2009 heeft de rechtbank meegedeeld dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen van een besluit wordt geacht mede te zijn gericht tegen het door de rechtbank inmiddels ontvangen reële besluit. Bij brief van 30 april 2009 heeft eiser aanvullende gronden van het beroep ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig L. Hamawandi, tolk in de Arabische taal.

    De voorzieningenrechter/rechtbank, hierna te noemen: rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

  2. Overwegingen

    Ten aanzien van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar

    1.1. De rechtbank stelt vast dat verweerder een besluit op bezwaar heeft genomen nadat eiser beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het door eiser ingediende bezwaar. Ingevolge artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit op bezwaar. Ingevolge artikel 6:20, zesde lid, van de Awb kan in een situatie waarin alsnog een beslissing op het bezwaar is genomen, het eerdere beroep gegrond worden verklaard als eiser daar belang bij heeft. Een dergelijk belang heeft eiser niet gesteld. De rechtbank is daar evenmin van gebleken. Hierbij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT