Eerste aanleg - meervoudig van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 11 de Marzo de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak11 de Marzo de 2010
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK

Kenmerk: BK 05/46 11 maart 2010

Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige belastingkamer, op het beroep van X B.V. te Z, voorheen A B.V., (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van het waterschap Noorderzijlvest (hierna: de heffingsambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen een aanslag in de verontreinigingsheffing voor het jaar 2000.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. Van belanghebbende is ter griffie op 18 januari 2005 een beroepschrift ingekomen, ingediend door mr. B (C te L) als haar gemachtigde. Het beroep, dat door de gemachtigde is aangevuld bij brief (met bijlagen) van 1 maart 2005, is gericht tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van 9 december 2004 betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de verontreinigingsheffing voor het jaar 2000 ten bedrage van € 83.442,14.

    1.2. Na tijdig ingediend bezwaar tegen de aanslag heeft de heffingsambtenaar het bezwaar bij evenvermelde uitspraak ongegrond verklaard.

    1.3. Het beroep strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak van de heffingsambtenaar en vermindering van de aanslag tot een bedrag van € 54.538,57.

    1.4. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Hij concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

    1.5. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 23 november 2007. Aldaar zijn namens belanghebbende verschenen en gehoord de gemachtigde, alsmede D en E, en namens de heffingsambtenaar mr. F en mr. G. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Het Hof rekent deze pleitnota’s tot de gedingstukken.

    1.6. Met instemming van partijen zijn ter zitting gelijktijdig behandeld de beroepen van belanghebbende betreffende de haar opgelegde aanslagen in de verontreinigingsheffing voor de jaren 2000 en 2001, met als kenmerk BK 05/46 respectievelijk BK-05/55. Al hetgeen in de ene zaak is vermeld of verklaard, wordt eveneens geacht te zijn vermeld of verklaard in de andere gelijktijdig behandelde zaak.

    1.7. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

  2. De feiten

    2.1. Belanghebbende exploiteert een kartonfabriek aan de a-straat te M. Bij de exploitatie komt afvalwater vrij. Belanghebbende loost koelwater, hemelwater, terreinwater, bedrijfsafvalwater en gezuiverd procesafvalwater op H. Voorts wordt procesafvalwater dat niet voldoet aan de lozingseisen die gelden voor H geloosd op de rioolwaterzuiveringsinstallatie te M (hierna: de rwzi).

    2.2. Ten behoeve van voornoemde lozingen beschikt belanghebbende over twee vergunningen ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren van 24 oktober 1991 respectievelijk 1 april 1997, welke vergunningen zijn verleend door het provinciaal bestuur van Groningen. Het vergunningsbesluit van 1 april 1997 strekt tot aanvulling c.q. wijziging van het oorspronkelijke besluit van 24 oktober 1991. In het genoemde besluit uit 1997 is onder andere het volgende vermeld:

    “Door de toenemende vervuiling van het oud papier dat bij A als grondstof wordt gebruikt, is de capaciteit van de afvalwaterzuiveringsinstallatie (a.w.z.i.) van A BV volledig belast. (…) Indien door een storing in de a.w.z.i. de vervuilingswaarde van het effluent te hoog wordt, moet het proceswater worden gerecirculeerd. Daartoe moet tevens suppletie van schoon oppervlaktewater worden geminimaliseerd, wat een negatieve uitwerking heeft op het productieproces. Om dit te voorkomen zou A in dergelijke situaties het gezuiverde proceswater willen lozen op de r.w.z.i. te M. (…) De r.w.z.i. te M heeft voldoende capaciteit beschikbaar om incidenteel onvoldoende gezuiverd afvalwater afkomstig van A BV te verwerken. (…) Het afvalwater van A (…) wordt dan nogmaals biologisch gezuiverd alvorens het op oppervlaktewater wordt geloosd.

    Bovenstaande wordt gereguleerd door het opnemen van normen waaraan het te lozen afvalwater op de rwzi moet voldoen.

    Voor de lozing van gezuiverd procesafvalwater op oppervlaktewater zijn reeds normen opgenomen in de huidige WVO-vergunning. Indien hier niet aan kan worden voldaan, dient het te worden hergebruikt in het productieproces of op de r.w.z.i. te M te worden geloosd.”

    2.3. De rechtsvoorganger (in de functie van waterkwaliteits-beheerder) van het waterschap Noorderzijlvest, de (directeur van de) dienst Zuiveringsbeheer van de provincie Groningen, heeft met dagtekening 6 december 1999 ten name van belanghebbende een meetbeschikking vastgesteld. In deze meetbeschikking zijn nadere voorschriften opgenomen over de wijze en de tijdstippen waarop de bemonstering, meting en analyse van het door belanghebbende geloosde afvalwater dienen plaats te vinden. Deze meetbeschikking bevat onder meer de volgende bepalingen:

    “2.5 Voor het ingetrokken oppervlaktewater dat ook weer op oppervlaktewater wordt geloosd geldt, dat voor de berekening van de vervuilingswaarde de hoeveelheid verontreinigende stoffen, aanwezig in het ingenomen oppervlaktewater, in mindering worden gebracht op de hoeveelheid van die stoffen in het geloosde afvalwater (…).

    (…)

    4.1 Dit besluit is van kracht voor het heffingsjaar 2000.”

    2.4. In de 6 december 1999 gedagtekende brief van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen waarbij de genoemde meetbeschikking aan belanghebbende is toegezonden, is onder meer het volgende opgemerkt:

    “Met betrekking tot de voorschriften rond de koeling van de deelmonsters in het monsterverzamelvat, wijs ik u er tenslotte op dat het niet voldoen aan de voorschriften aanleiding kan zijn van de aangifte af te wijken.”

    2.5. Onder de stukken bevindt zich een kopie van een aan belanghebbende gericht schrijven namens het Dagelijks Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest (hierna: het Waterschap) met dagtekening 4 april 2001 en met het onderwerp ‘Afvalwaterbemonstering, heffingsaspecten’. Hierin is onder meer het volgende vermeld:

    “Sinds de op 1 januari 2000 plaatsgevonden fusie tussen de noordelijke waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheerders is in opdracht van het waterschap Noorderzijlvest een aantal malen onderzoek gedaan naar de hoeveelheid en samenstelling van het door u[w] bedrijf geloosde afvalwater. Dit onderzoek vond primair plaats in het kader van het toezicht op de naleving van de aan de heffingsverordening verbonden voorschriften.

    De uitkomsten van dit onderzoek (....) zijn weergegeven in onderstaande tabel.

    Datum Debiet (m³) CZV (mg/l) BZV (mg/l) (…) v.e.

    (…)

    11-07-2000 708 164 3 (…) 273

    12-07-2000 695 166 3 (…) 191

    13-07-2000 735 162 2 (…) 174

    04-12-2000 766 315 26 (…) 1939

    05-12-2000 1013 930 105 (…) 8221

    06-12-2000 791 1210 120 (…) 7782

    (…)

    De vervuilingswaarden van de periode tot en met juli 2000 liggen op hetzelfde niveau als die van het periodiek door uw bedrijf uitgevoerde onderzoek. De resultaten vanaf december 2000 vertonen zeer hoge vervuilingswaarden, veroorzaakt doordat met het effluent tevens uitspoeling van licht slib plaats vindt. Een vergelijking van deze vervuilingswaarden met de door uw bedrijf behaalde meet- en analyseresultaten zal op een later tijdstip plaatsvinden, aangezien nog geen rapportage van de bedrijfsresultaten heeft plaatsgevonden. (…)

    Tenslotte wil ik u nogmaals wijzen op het voorschrift uit de heffingsverordening waarin het in mindering brengen op de vervuilingswaarde van de met oppervlaktewateren ingenomen verontreinigende stoffen wordt geregeld. Deze regeling is alleen van toepassing indien het ingenomen oppervlaktewater weer wordt geloosd op oppervlaktewater. Zoals ik reeds tijdens ons overleg op 28 maart jl. heb aangegeven is deze regeling dus niet van toepassing voor het afvalwater dat wordt geloosd op de afvalwaterzuiveringsinrichting van het waterschap.”

    2.6. Naar aanleiding van de verschillen tussen de door belanghebbende in kwartaaloverzichten verstrekte en de door het Waterschap geconstateerde vervuilingswaarden heeft het Waterschap besloten een nader onderzoek te doen instellen naar de monsterneming en analyse door belanghebbende, welk onderzoek is uitgevoerd door het laboratorium van het waterschap Hunze en Aa’s. Van dit onderzoek is een rapport uitgebracht, gedagtekend 19 september 2001, dat op 11 oktober 2001 aan belanghebbende is gezonden en waarvan zich een kopie onder de stukken bevindt. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld (waarin belanghebbende is aangeduid met ‘A’ en het waterschap Hunze & Aa’s mede met ‘H&A’):

    “Beoordelingsdata: Betreft beoordeling tijdens de meet- en bemonsteringsperiode van 3 tot en met 4 september 2001, 11.05-11.05 uur.

    (…)

    In het veld zijn de apparatuur en de uitvoering van meting en bemonstering beoordeeld. Op het lab van A en het lab van het waterschap Hunze en Aa’s zijn monsters geanalyseerd die zijn genomen uit het verzamelvat van A; genomen zowel door [een medewerker van belanghebbende] als [de bemonsteringsambtenaar van het waterschap Hunze en Aa’s]. Bovendien zijn BZV standaarden geanalyseerd door het lab van A en door het lab van het waterschap Hunze en AA’s.

    (…)

    Toelichting monsters A en monster H&A:

    Eerst trok A drie monsters van 1 liter op zijn manier uit het verzamelvat van A. H&A nam twee mee voor analyse en A analyseerde zelf een.

    Daarna trok monsternemer H&A drie monsters van 1 liter op zijn manier uit het verzamelvat van A (omdat verzamelmonster niet goed homogeniseerbaar was eerst na goed schudden overgegoten in schoon verzamelvat H&A). H&A nam twee mee voor analyse en A kreeg een voor analyse.

    Opmerkingen en toelichting:

    (…)

    • De instelling van de debietmeter was niet te controleren (niets van vastgelegd, etc.)

    • De debietmeter is nooit gecalibreerd, geïnspecteerd, onderhouden of gereinigd.

    (…)

    • Het monsterapparaat wordt nooit eens uitgebouwd, geïnspecteerd of gereinigd.

    • Het verzamelvat is smerig.

    (…)

    • De uitvoering van het verzamelvat voldoet niet aan de eis. Er wordt een jerrycan met een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT