Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 26 de Marzo de 2010

Datum uitspraak26 de Marzo de 2010
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

26 maart 2010

Eerste Kamer

08/03023

EE/IS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

AZETA B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. E. van Staden ten Brink,

t e g e n

DE REPUBLIEK CHILI,

zetelende te Santiago de Chile, Chili,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. R.S. Meijer.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Azeta en Chili.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Azeta heeft bij exploot van 4 juli 1984 Chili gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en gevorderd, kort gezegd, Chili te veroordelen aan Azeta te betalen een bedrag van $ 15.000.000,--, met rente en kosten.

    Bij verstekvonnis van 5 december 1984 heeft de rechtbank de vordering van Azeta toegewezen.

    Bij exploot van 7 mei 1998 heeft Chili Azeta gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en gevorderd, primair te bepalen dat Chili ontheven zal worden van de veroordeling van de rechtbank van 5 december 1984 op grond van onbevoegdheid om van de vordering van Azeta kennis te nemen. Subsidiair heeft Chili gevorderd nietigverklaring van de inleidende dagvaarding, althans afwijzing van de oorspronkelijke vordering.

    Azeta heeft de vordering bestreden.

    De rechtbank heeft, na een tussenvonnis van 24 maart 2004, bij eindvonnis van 10 augustus 2005 Chili niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet.

    Tegen de vonnissen van 24 maart 2004 en 10 augustus 2005 heeft Chili hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Azeta heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

    Bij arrest van 20 december 2007 heeft het hof de bestreden vonnissen van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het verstekvonnis van 5 december 1984 vernietigd en Chili ontheven van de daarbij uitgesproken veroordeling. Voorts heeft het hof de Nederlandse rechter alsnog onbevoegd verklaard tot kennisneming van de door Azeta bij inleidende dagvaarding van 4 juli 1984 ingestelde vordering. Het door Chili meer of anders gevorderde heeft het hof afgewezen. Het incidenteel hoger beroep heeft het hof ongegrond verklaard.

    Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het hof heeft Azeta beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    Chili heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden arrest van het gerechtshof 's-Gravenhage en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.

    De advocaten van beide partijen hebben op 22 januari 2010 schriftelijk op de conclusie gereageerd.

  3. Beoordeling van het middel

    3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    (i) Azeta heeft bij exploot van 4 juli 1984 Chili gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en gevorderd dat Chili op grond van wanprestatie, onrechtmatig handelen en/of ongerechtvaardigde verrijking wordt veroordeeld tot betaling aan Azeta van een bedrag van USD 15.000.000,- met rente en kosten.

    (ii) Daartoe heeft Azeta in de inleidende dagvaarding, samengevat, het volgende aangevoerd. Chili heeft

    (a) in strijd met mondelinge toezeggingen de grondprijzen van twee door de vennootschap naar Chileens recht S.A.F. El Canelo Ltda, hierna: El Canelo, van de Chileense overheid gehuurde, in Chili gelegen percelen bosgrond drastisch verhoogd, waardoor de van die grondprijzen afgeleide huurprijzen zo sterk stegen, dat verdere (rendabele) ontwikkeling van de desbetreffende percelen onmogelijk werd en de door El Canelo in een joint venture met Azeta met betrekking tot die percelen gepleegde investeringen niet konden worden terugverdiend;

    (b) een bod van El Canelo om de percelen (dan maar voor een relatief hoog bedrag) te kopen afgeslagen, terwijl El Canelo tevoren wel een verkoop op termijn in het vooruitzicht was gesteld en er met dat vooruitzicht in de percelen was geïnvesteerd; (c) in het kader van de nadien gehouden openbare verkoop van de percelen geen enkele vergoeding toegekend voor de door El Canelo en Azeta ontwikkelde infrastructuur; en

    (d) geen verdere verhuur toegestaan en gesommeerd tot ontruiming.

    (iii) El Canelo heeft al haar rechten jegens Chili gecedeerd aan Azeta.

    (iv) Chili is op de inleidende dagvaarding niet verschenen. Nadat tegen haar verstek was verleend, heeft de rechtbank bij verstekvonnis van 5 december 1984 de vordering van Azeta toegewezen.

    3.2 Bij exploot van 7 mei 1998 is Chili in verzet gekomen tegen het verstekvonnis. Zij heeft zich voor alle weren ten gronde beroepen op de onbevoegdheid van de rechtbank wegens de haar als vreemde staat toekomende immuniteit van jurisdictie. De rechtbank heeft, na een tussenvonnis van 24 maart 2004, bij eindvonnis van 10 augustus 2005 Chili niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet, omdat zij naar het oordeel van de rechtbank niet tijdig in verzet is gekomen. Als daad van bekendheid met het verstekvonnis, als bedoeld in art. 81 (oud) Rv. heeft de rechtbank beschouwd een brief van het Chileense Ministerie van Buitenlandse Zaken van 14 maart 1985, waarin werd gereageerd op een brief betreffende het verstekvonnis van de Nederlandse ambassade in Chili van 22 februari 1985 (rov. 2.6 en 2.7). Aangezien Chili na deze daad van bekendheid met het verstekvonnis niet tijdig in verzet is gekomen, dient zij in haar verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de rechtbank (rov. 2.8). Aan beantwoording van de vraag of Chili zich op immuniteit van jurisdictie kan beroepen, is de rechtbank daarom niet toegekomen.

    3.3 Het hof heeft na vernietiging van de vonnissen van de rechtbank het verstekvonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 december 1984 vernietigd, Chili ontheven van de daarbij uitgesproken veroordeling, en de Nederlandse rechter alsnog onbevoegd verklaard tot kennisneming van de door Azeta bij de inleidende dagvaarding ingestelde vordering. Het hof heeft, kort samengevat, daartoe het volgende overwogen.

    1. De eerste twee grieven stellen terecht de vraag aan de orde of het juist en wenselijk is om door strikte toepassing van de verzettermijn van art. 81 lid 1 (oud) Rv. een bij verstek uitgesproken veroordeling van een vreemde mogendheid in stand te laten, ook indien deze veroordeling is tot stand gekomen in strijd met algemene beginselen van het volkenrecht, in het bijzonder het beginsel betreffende de staatsimmuniteit (rov. 11).

    2. Daarom moet worden bezien of het beginsel van staatsimmuniteit door de Rotterdamse rechter, aan wie in 1984 het door Azeta aanhangig gemaakte geschil ter beslissing werd voorgelegd, inderdaad is veronachtzaamd (rov. 12).

    3. Naar het oordeel van het hof moet worden geconcludeerd dat de verstekverlening en -veroordeling door de Rotterdamse rechter in strijd zijn met het volkenrechtelijke beginsel van staatsimmuniteit van jurisdictie (rov. 12-17).

    4. Afweging van de wederzijdse belangen van partijen en van het zaaksoverstijgende belang bij inachtneming van het van openbare orde zijnde volkenrechtelijke beginsel van staatsimmuniteit brengt mee dat een strikte toepassing van de verzettermijn een te zwaar middel is om Chili de toegang tot de rechter te beletten. De eerste twee grieven zijn daarom gegrond (rov. 17).

    5. De derde grief, die klaagt over het aannemen van een daad van bekendheid van Chili met het verstekvonnis, is eveneens gegrond (rov. 18). De brief van 14 maart 1985 van het Chileense Ministerie van Buitenlandse zaken kwalificeert niet als daad waaruit noodzakelijkerwijs blijkt dat Chili bekend was met de inhoud van het verstekvonnis (rov. 18) en overigens is niet gebleken dat de schrijver van de brief Chili rechtsgeldig vertegenwoordigde (rov. 19).

    6. De andere door Azeta genoemde feiten en omstandigheden zijn evenmin toereikend voor het aannemen van een eerdere, tot niet-ontvankelijkheid leidende daad van bekendheid van Chili met het verstekvonnis (rov. 21).

    7. De slotsom is dat Chili in haar verzet kan worden ontvangen, dat de verstekveroordeling moet worden teruggedraaid, en dat alsnog een onbevoegdverklaring moet worden uitgesproken (rov. 22).

    3.4 Onderdeel 1 houdt de klacht in dat het hof bij de beantwoording van de vraag of Chili in het verzet niet-ontvankelijk is wegens termijnoverschrijding ten onrechte de vraag heeft betrokken of Chili een beroep op immuniteit van jurisdictie toekwam. Of Chili met haar verzet tegen het verstekvonnis materieel gelijk had, kan niet aan de orde komen als het verzet te laat was ingesteld. Weliswaar kan, mede ter voorkoming van aantasting van het recht op toegang tot de rechter, onder omstandigheden een beroep op termijnoverschrijding onaanvaardbaar worden geacht, maar dan moet sprake zijn van een geval waarin van de betrokkene in de gegeven omstandigheden niet gevergd kon worden dat hij in verzet kwam binnen de wettelijke of - bij onaanvaardbaarheid daarvan - een naar gelang van de omstandigheden redelijkerwijze door de rechter te bepalen termijn. Daarbij behoort echter het (financieel) belang van de te berechten kwestie geen rol te spelen, evenmin als de mate van het gelijk van de betrokkene. Ook behoort bij de beoordeling van de tijdigheid van het verzet buiten beschouwing te blijven of Chili zich al dan niet op staatsimmuniteit had kunnen beroepen en of het verstekvonnis ten uitvoer gelegd kan worden, aldus het onderdeel.

    3.5.1 Bij de beoordeling van het onderdeel wordt vooropgesteld dat het verstekvonnis, ook indien daarin een aan Chili toekomend voorrecht van immuniteit van jurisdictie is miskend, daardoor niet van rechtswege als nietig kan worden beschouwd. In verband met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen diende Chili ter aantasting van het verstekvonnis het daartegen openstaande rechtsmiddel van verzet in te stellen, en wel binnen de daarvoor voor een ieder geldende termijn van art. 81 (oud) Rv. Daarbij verdient aantekening dat Chili, indien het instellen van het rechtsmiddel binnen de daarvoor geldende korte termijn op zwaarwegende bezwaren zou...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT