Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Haarlem, 4 de Diciembre de 2009

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 4 de Diciembre de 2009
Uitgevende instantie:Rechtbank Haarlem

RECHTBANK HAARLEM

Sector Strafrecht

Locatie Schiphol

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/800507-09

Uitspraakdatum: 4 december 2009

Tegenspraak

Strafvonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 november 2009 in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] (Duitsland),

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord - Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.

  1. Tenlastelegging

    Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

  2. hij op of omstreeks 03 april 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1997,00 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

  3. hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2009 tot en met 10 april 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 2270,00 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

  4. Voorvragen

    2.1 Bevoegdheid rechtbank

    De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.

    2.2 Ontvankelijkheid openbaar ministerie:

    De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging, omdat het postpakket dat betrekking heeft op het onder 2 ten laste gelegde feit voor nader onderzoek is geopend zonder dat hiertoe een machtiging van de rechter-commissaris was verleend. Zij heeft daartoe gesteld dat - zakelijk weergegeven - sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van art. 359a van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen primair tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient te leiden.

    De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt, onder navolging van het daarover door de officier van justitie ingenomen standpunt, het volgende. Artikel 2, lid 1, aanhef en onder a, van de Postwet bepaalt dat onder een brief wordt verstaan de op een fysieke drager aangebrachte geadresseerde schriftelijke mededelingen. Artikel 2, lid 1, aanhef en onder b, van de Postwet bepaalt dat onder poststuk wordt verstaan een brief of een ander bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geadresseerd stuk. Bij artikel 2, aanhef en onder a, van het Postbesluit 2009 is een postpakket aangewezen als een ander geadresseerd stuk. Er wordt in de Postwet derhalve onderscheid gemaakt tussen een brief en een ander poststuk, zoals een postpakket. Het briefgeheim als bedoeld in artikel 13 van Grondwet heeft betrekking op brieven en strekt zich in beginsel niet uit tot andere poststukken, zoals postpakketten. Nu het aan verdachte geadresseerde stuk geen brief betreft maar een ander geadresseerd stuk is, namelijk een postpakket, is het briefgeheim hierop niet van toepassing en was voor het openen van het postpakket naar het oordeel van de rechtbank geen machtiging vereist van de rechter-commissaris. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a van het Wetboek van Strafvordering, zodat van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde feit op deze grond geen sprake is. De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie ook voor het overige ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

  5. De vordering van de officier van justitie

    De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT